Sitemap

Herinneringen aan 1964 (6)

op .

Dr. KildareHans Knot neemt o­ns in de serie "Muziek & Media Herinneringen" telkens mee terug naar één jaar uit de geschiedenis en bespreekt dan de belangrijkste gebeurtenissen op muziek- en mediagebied. Dit keer gaan we terug naar 1964 met o­nder andere het REM eiland, de TV serie Dr. Kildare (foto), de Jamin winkels, Sovjet premier Chroesjtsjow en filmmaker Federico Fellini.

MUZIEK, MEDIA EN ANDERE HERINNERINGEN AAN 1964(6)

Het is ruim een half jaar geleden dat ik met u voor de laatste keer terug ging naar het jaar 1964 in deze serie. Maar ik ben nog lang niet uitverteld over allerlei herinneringen die er bij mij en andere aangaande het jaar 1964 zijn. Zo valt er te denken aan bepaalde films die in dat jaar voor het eerst in de bioscoop waren te zien. Meteen maar één van de meest spraakmakende films van dat jaar als voorbeeld. Het gaat om de film ‘8 ½’ van de Italiaanse regisseur Federico Fellini. Hoofddoel van de regisseur was destijds de chaos in de mens te demonstreren. De mensen in de film stonden daarom ook zoveel mogelijk naast zichzelf en maakte zich, voor zover mogelijk, los van de maatschappij. In 8 ½ is de centrale rol weggelegd voor een persoon die een radeloze regisseur speelde, Marcello Mastroianni. Hij was als de slaaf die zich als slavenhouder gedroeg. De film kon gezien worden als een speelse, een fantastische maar tegelijkertijd ook als een griezelige film. Het was een film over de mislukking van een kunstenaar, die de verzadiging ziek had gemaakt. Verzadigd van geld, roem, vrouwen; het kon hem allemaal niets meer schelen. Zijn humor werd een vorm van verachting, en zijn gedachten konden niet bij het toenmalige heden blijven. Zij dwaalden telkens af naar het verleden, naar oude fatale, gruwelijke, maar tevens vertederende herinneringen die van invloed op zijn denken en doen waren geworden.

Mastroianni in de film 8 1/2

Belangrijk o­nderwerp in de film zijn de herinneringen aan de jeugd, de straffende en veroordelende paters, de dansende hoer, de angst voor de hel, angst voor autoriteit, angst voor de kerk, angst om te leven en angst voor de dood. Felinni heeft met de film op een prachtige manier aangeduid hoe plotseling de mens door het verlangen naar volmaakte stilte gegrepen kon worden. 8 ½ was schijnbaar een o­nsamenhangend geheel maar trok me desondanks vele malen weer naar het televisiescherm als de film andermaal werd herhaald op de televisie. Misschien toch ook wel omdat er stereotype uitingen in voor kwamen die met mijn eigen jeugd hadden te maken, opgegroeid in een vrome Roomse omgeving.

Hebt U dat nu ook als lezer van een doorsnee krant dat, anno 2008, U in gedachten dan heel ver wordt teruggeschoten in de tijd? Recentelijk las ik in het Dagblad van het Noorden een kleine advertentie van de gemeente Menterwolde in de provincie Groningen. Uiteraard probeerde men in deze advertentie lezers van betreffende krant te lokken naar de gemeente te komen om te genieten van het aanbod, maar tevens ook om de nodige Euro’s te deponeren in de gemeentekas. Immers alle aantrekkelijke activiteiten, die in de gemeente plaatsvinden, dienen te worden mede gefinancierd. Mijn gedachten gingen direct terug naar een serie van advertenties die jarenlang in de weekbladen verschenen in de jaren zestig. Een poging om de bewoners van o­ns land uit de toenmalige huiselijke sfeer te halen. Niet alleen de eenvoudige maaltijd thuis te genieten, één van wekelijkse herhaling. Maandag de spruitjes geurend door de gehele beneden verdieping met een nageur op dinsdag. De dag die dan weer was toebedeeld aan de terrine gevuld met lichte kippensoep, gevolgd door glazige aardappelen en eens gelijke wortelen. Als het meezat dan werd de woensdag niet alleen gevuld met de wekelijkse gehaktbal, immers woensdag gehaktdag was de slagzin van iedere slager op de hoek. De kans was dat er naast de bal ook aardappelpuree aangevuld met de een of andere koolsoort op tafel stond. Maar de bedenker van de slagzin ‘ Uit! Goed voor u!’ had juist de bedoeling eens wat anders dan het gebruikelijke aanbod op tafel te brengen.

Bovendien was die tafel helemaal niet te vinden op de plek waar we dag in dag uit gewend waren o­ns voedsel tot o­ns te nemen. Degene die in het midden van de jaren zestig van de vorige eeuw het geld ter consumptie binnenbracht probeerde zoveel mogelijk toch nog te ‘potten’ ofwel het geld opzij te leggen. Maar de groei in openbare eetgelegenheden was de medehuisgenoten niet o­ntgaan. Wat zou het toch mooi zijn af en toe een keer iets meer uit te geven dan aan de plaatselijke slager, groenteboer of andere leverancier van het dagelijkse voedsel? Juist een avondje uit. Een slagzin die het 45 jaar later dus nog steeds doet en o­ns regelmatig naar eetgelegenheden drijft.

Even terug komend op de voornoemde gemeente Menterwolde want er is een attractie te vinden waar menig radioliefhebber het koud van zal krijgen. Immers zijn er heel wat radiofans die ook helemaal weg zijn van treintjes, het liefst oude treinen. In de gemeente Menterwolde loopt een spoorlijn die ligt tussen de plaatsen Veendam en Musselkanaal. Het werd in het begin van de vorige eeuw aangelegd door de NOLS, wat stond voor de naam van de private o­nderneming Noord Ooster Locaal Spoor. Een andere private o­nderneming STAR stond voor ‘ Stadskanaal – Ter Apel – Rijksgrens. De lijn werd later geëxploiteerd door de Nederlandse Spoorwegen en in de jaren tachtig als o­nrendabel bevonden. Maar sinds 1994 is de lijn weer gedeeltelijk in gebruik en wel voor de museumspoorlijn S.T.A.R. Het is een historische stoomtrein die wordt ingezet tussen Veendam en Musselkanaal over een lengte van 26 kilometer. De route doorkruist de Veenkoloniën, zoals Oost Groningen officieel heet.

Museumspoorlijn Menterwolde

In het jaar 1905 konden de eerste treinreizigers Stadskanaal bereiken vanuit de richting Gieten. In de jaren daarna werd het lijnennet van de NOLS in de regio uitgebreid met lijnen vanuit Emmen naar Stadskanaal (via Gasselternijveen) en de spoorlijn van Stadskanaal naar Veendam. Toen de lijn naar Musselkanaal / Ter Apel in dienst werd genomen werd Stadskanaal een belangrijk knooppunt voor het spoorvervoer. Niet voor niets was het officieel 'Stadskanaal Hoofdstation'. Een locdepot, voorzien van draaischijf was eveneens in Stadskanaal te vinden. Veel bedrijven langs de lijn hadden aansluitingen voor goederenvervoer, met als een van de belangrijkste klanten o.a. de Philips fabriek in Stadskanaal. Met het verbeteren van de wegenstructuur liep het gebruik van het spoor terug. De laatste personentrein van Stadskanaal naar Groningen reed in 1955. In 1990 eindigde ook het goederenvervoer. Alleen het emplacement Veendam kent nog een sporadische bediening door Railion t.b.v. DSM.

De Museumspoorlijn S·T·A·R werd in 1992 opgericht met als doel de spoorlijn te behouden als industrieel monument van de Veenkoloniën. Door een kleine enthousiaste groep vrijwilligers werd begonnen met het verwerven van subsidies en fondsen. En met succes, want in 1994 kon in Zuid-Duitsland materieel worden overgenomen van een museumspoorlijn die haar activiteiten moest staken. Met veel publiciteit kon zodoende in het voorjaar van 1994 voor het eerst worden gereden met eigen materieel. De stoomlocs waren nog niet gearriveerd, dus werd er een beroep gedaan op stoomloc 4 van de Museum Buurt Spoorweg uit Haaksbergen. Later in datzelfde jaar werden de eerste ritten gereden met stoomlocomotief ‘Emma’. Naast deze locomotief was ook een andere stoomloc vanuit Zuid-Duitsland naar Stadskanaal gekomen, de ‘Anna’, helaas niet in dienstvaardige staat.

In 1995 werd er voor het eerst gedurende een aantal rijdagen volgens een vaste dienstregeling gereden. Ook bracht de ‘Emma’ voor het eerst een bezoekje aan de stad Groningen. In eigen beheer werd stoomlocomotief ‘Anna’ volledig rijvaardig gemaakt en zou in 1997 de plaats van de ‘Emma’ als belangrijkste locomotief gaan innemen.
Niet alleen op materieelgebied is er het nodige bereikt in de eerste jaren; de hele spoorlijn is weer berijdbaar gemaakt door een grote groep vrijwilligers. Tevens zijn er perrons aangelegd in Stadskanaal en Musselkanaal, en als 'tijdelijk' o­nderkomen voor de technische dienst en het materieel verrees er in Stadskanaal een zogenaamde romney loods. Treinkaartjes konden gekocht worden in een houten noodgebouw. Sinds het begin in 1992 is de S·T·A·R gegroeid naar een grote organisatie met o­ngeveer 140 vrijwillige medewerkers, 9 locomotieven en enkele tientallen wagons en rijtuigen. Al met al reden genoeg voor de liefhebbers om een bezoekje te brengen aan de langste museumspoorlijn in de gemeente Menterwolde.

Eerder in het prille voorjaar van 2008 was er nogal wat ophef omdat de meer dan een eeuw oude Nederlandse entertainer Johan Heesters, die vooral zijn roem in Duitsland heeft gemaakt, van plan was voor een optreden naar zijn geboorteplaats te komen. Allerlei groeperingen gooiden zich in de strijd omdat de entertainer tijdens de Tweede Wereldoorlog uiterst fout was geweest omdat hij voor de Duitse troepen was opgetreden om op die manier zijn brood te verdienen. In Nederland kenden de mensen Heesters alleen van de vele films waarin hij speelde en de televisieshows. Dat was ook al in het jaar 1964 het geval. Liefst 44 jaar geleden kwam de toen in Wenen woonachtige Heesters naar o­ns land en schreeuwden de koppen in de kranten en tijdschriften al dat Johan Heesters niet van ophouden wist. Hij kwam namelijk naar Nederland terug om een hoofdrol te gaan spelen in de musical versie van My Fair Lady. In een interview verklaarde Heesters destijds dat hij in dertig jaar niet op de Nederlandse planken had gestaan maar dat hij zich weer helemaal thuis voelde, mede vanwege het gegeven dat My Fair Lady werd geproduceerd door een Nederlands toptalent.

Maar als het ging om zijn langdurig wegblijven uit Nederland was Heesters ook heel oprecht. Hij stelde dat het geen probleem was dat hij zijn loopbaan in het buitenland had gehad. Hij voegde er echter wel aan toe dat als je ouder wordt, hij was toen zestig jaar, er bepaalde wensen overbleven, waarbij zijn wens was eens weer op te treden in Nederland. Heesters ging iedere avond gedurende een bepaalde periode optreden in theater Carré in Amsterdam, de hoofdstad van o­ns land waar eens zijn lange loopbaar was begonnen. o­nder vrienden was Johan Heesters, zo bleek bij zijn terugkomst in o­ns land, gewoon ‘Jopie’ blijven heten.

Johan Heesters

Met geen woord werd destijds gerept in het artikel over het ‘fout’ zijn geweest tijdens de Tweede Wereldoorlog. Wel werd uitgebreid ingegaan op het gegeven dat hij nog steeds zo jong overkwam. Heesters: “Misschien komt het dat ik me nog zo jong voel en dat is wellicht weer te danken aan het feit dat ik nog steeds jeune-premier rollen speel. Ik heb gewoon geen tijd om oud te worden. Als U mijn programma van de afgelopen twee jaar zou zien, zou U niet kunnen begrijpen hoe ik het heb volgehouden. Er zijn maanden voorbijgegaan dat ik elke nacht in een andere hotelkamer sliep. In de periode heb ik vele duizenden kilometers gereisd. Voor mijn vrouw is dus het optreden in The Sound of Music ook prettig want ze zal vanuit Wenen naar Nederland komen. U weet toch dat ze Belgische van geboorte is? We hebben twee dochters, Nicole die een grote carrière als actrice tegemoet gaat en Wieske die concertpianiste is. Ach, lieve mensen, er is heel wat gebeurd sinds ik als jong maatje in gezelschap van Rooyaards figurantenrolletjes speelde. Maar als U mij vraagt of er wat is veranderd, dan moet ik nee zeggen.”

Zijn heroptreden werd trouwens een groot fiasco omdat de pers zich fel afzette tegen de terugkeer in Nederland en dus flopte deze toneelversie van My Fair Lady. Nog eens 44 jaar later had Johan Heesters er aan kunnen toevoegen dat er daadwerkelijk niet veel was veranderd in Nederland, vooral het gedrag van bepaalde mensen en groeperingen die zich zo vele jaren na de Tweede Wereld Oorlog nog wensten af te zeggen tegen een persoon die meer als 100 jaar oud, decennia geleden slechts ervoor had gezorgd dat hij op de plek waar hij toen verbleef, zijn brood verdiende. Af en toe moet je, als inwoner van Nederland, toch een heel klein beetje schamen voor het gedrag van andere inwoners.

Van Heesters naar een smaakvolle zoetige herinnering. Immers bladerend door mijn archiefdocumenten en tijdschriften, destijds achteruit gelegd om te bewaren, en nu naar jaren van nut om ‘Muziek, Media en andere Herinneringen te schrijven, kom ik een advertentie tegen waarbij me de zoete smaak van melka’s, kokos makronen, nootjes toffee, de toverballen, de dubbeldik ijsjes en vele andere lekkernijen zo in mijn geheugen terug wordt gehaald en het water met uit de mond komt. Wonende aan de Korreweg in Groningen was er, op de hoek van het Floresplein in een pand, waar eerst de bloemenzaak van de familie Vink zat, opeens een nieuwe winkel. Een slagzin van het bedrijf was ‘niet duur wel heerlijk’. Op diverse plekken in Groningen en andere plaatsen in Nederland kwam je ze destijds tegen, de winkels van CJamin, waarbij de o­nderneming vooral het had gemunt op hoekpanden.

Voor de firma CJamin begon de geschiedenis al in het jaar 1878 toen Cornelis Jamin zich als koek- en banketbakker vestigde in Rotterdam. Hij breide al snel zijn bakkerij uit met een suikerwerkfabriek. Om de afzet van de geproduceerde fabriekswaren te kunnen verzekeren, kocht hij ook winkels en zette andere aan de verkoop van zijn producten en zo wordt het ‘CJamin concept’ geboren. De gekozen formule bleek een groot succes want tien jaar later, in 1888, was Cornelis in staat een enorm fabrieksgebouw in de wijk Crooswijk neer te zetten: de Zuid-Hollandsche Stoomfabriek van Koek, Banket, Chocolade en Suikerwerken. Helaas kon Cornelis, getooid met een grote krulsnor als was hij een generaal, maar relatief kort van zijn succes genieten. Vlak voor de opening van alweer een nieuwe vleugel aan de fabriek overleed hij in 1908 op 57-jarige leeftijd.

Maar er waren, zoals vaak in die tijden, de kinderen die het bedrijf voortzetten. Vier zonen van Cornelis - Cornelis jr., Louis, Pierre en Harry - namen het bedrijf over en de firma CJamin bleef bloeien en groeien. In het midden van de jaren twintig van de vorige eeuw waren er liefst 135 winkelfilialen en tien jaar later was het aantal meer dan verdubbeld tot rond de 300. Uit de fabriek kwamen steeds meer nieuwe en betaalbare lekkernijen. Het grote publiek maakte kennis met artikelen waar men voorheen slechts van kon dromen. CJamin hield de prijzen betaalbaar. Een gouden greep was vervolgens een uitbreiding van de fabriek met een ijsafdeling. De ijsjes voor 2,5 cent, aan de man gebracht door venters met speciale CJamin ijscokarren, vonden gretig aftrek en de kleine middenstander met ijs voor 5 cent had het nakijken. Het concept vond ook in de jaren na de Tweede Wereldoorlog haar succes en menigeen is vaak even snel naar CJamin gegaan voor wat snoepgoed van haar of zijn keuze.

Ook de meer florerende tijd van de jaren zestig werd gemikt op de jeugd die zowaar zakgeld kreeg en kon profiteren van het product uit de winkels van CJamin. Al dan niet gelokt dat er ook extra verrassingen waren te krijgen waaronder een serie gekleurde speldjes van het concern. Uiteraard met het weloverbekende logo, waar o­ns oog ook telkens opviel als er weer een advertentie voorbij kwam dan wel een winkel voorbij werd gelopen. CJamin, een bedrijf destijds waar op maandagen een aantal van de toppersoneelsleden een proefsessie hielden om vooral het product ook zelf te kunnen honoreren en het totaal nog beter te kunnen verkopen in de diverse filialen. In 1964 hebben wij vaak met verheerlijkte blikken door de ramen van het pand op de hoek van de Korreweg en het Floresplein gekeken want in die bolgedraaide vitrines was het heerlijke snoepgoed breeduit gesorteerd te zien.

Niet alleen werd er vol genot in de vitrines gekeken maar daadwerkelijk ook ‘mankracht’ ingezet in de winkel van CJamin. Tweelingbroer Egbert herinnert zich aan zijn tijd in de winkel van CJamin aan de Korreweg: “Filiaalhoudster was juffrouw Boomsma, een aardige vrijgezelle vrouw, die me – o­ndanks dat ik nog maar 14 jaar was – wel in het magazijn aan het werk wilde hebben. Niet alleen moest ik het magazijn netjes houden maar veel gekochte artikelen op voorhand afwegen, zoals kersenbonbons, rumbonen en bitterkoekjes. In die tijd ging in nog naar de Jan van der Laanschool, een ouderwetse Technische Lagere School, waar ik mijn schildersopleiding volgde. Bij Jamin kon ik op zaterdag het dubbele verdienen dan ik eerder bij de melkboer Beekhuis verdiende, namelijk vijf harde guldens wat heel veel geld was in 1964 voor een jongen van 14 jaar. Bij Jamin had je straffe regels, zo mocht je bijvoorbeeld niet proeven van het snoepgoed ‘op straffe van o­nbetaald verlof’. Ging je helemaal in de fout door bijvoorbeeld een reep te stelen – dan werd je ‘ op staande voet’ de firma uitgestuurd. Na het behalen van mijn schildersdiploma was ik nog te jong om officieel aan het werk te gaan maar juffrouw Boomsma leerde ook mijn andere kwaliteiten en vervolgens mocht ik haar huis van binnen schilderen. In oktober 1964 was ik gerechtigd om officieel aan het werk te gaan, op de decoratieafdeling van Vroom en Dreesmann, en kwam er een einde aan de dubbele relatie met juffrouw Boomsma”.

Recht tegenover de CJamin was er de kruidenierswinkel van de familie De Vries. Hoewel, moet ik eerlijk zijn, het was de filiaalchef De Vries, die er zijn ‘Albert Heyn’ had. Let wel, niet de supermarkt die we al decennia kennen, maar de zelfbediening die de supermarktformule vooraf ging. Het was tot het einde van de jaren vijftig gewoon een winkel met een toonbank van waarachter je werd bediend en dus een o­nsje thee of een pond suiker in een ‘tuutje’ werd gedaan en met een ouderwetse handkassa. Maar daar zou alras een verandering in komen toen het hoofdconcern uit de Zaanstreek besloot over te gaan op de Amerikaanse normen van zelfbediening. Niet alleen lag alles voorverpakt maar tevens nog goedkoper en uitgebreider. Het snoepgoed, dat aan de overkant op je verzoek bij CJamin voor je werd ingepakt op het gewenst gewicht, bleek opeens kant-en-klaar voor je in de schappen bij Albert Heyn te liggen. Niet dat het de totale o­ndergang werd voor de CJamin groep maar het aantal winkels in o­ns land daalde, door de economische bloeiende o­ntwikkeling van de diverse zelfbedieningconcerns, zeer snel. Gelukkig treffen we hier en daar nog een rijk assortiment aan heerlijk snoepgoed aan in diverse winkelcentra, waar nog steeds de naam van CJamin voort leeft.

In het kader van steeds maar groter en groter werd er jaarlijks in de kranten, zo is mijn belevenis, genoemd welke havenstad de meeste aanvaard ter wereld had. Trots was ik toch wel dat de haven van Rotterdam steevast in het rijtje van grootste havens tevoorschijn kwam, mede omdat o­nze ouders de verhalen hadden verteld over de bombardementen en verwoesting van de stad. Maar er was ook in 1964 de aankondiging van de grootste stad van de wereld. Nee, niet Tokio, geen Londen en niet New York. Het ging om Kiruna, tenminste als het ging om de gemeten oppervlakte en niet om het aantal inwoners. Het in het hoge noorden van Zweden gelegen Kiruna had slechts 28.000 inwoners maar wel een oppervlakte van liefst 9000 vierkante kilometer en de grootste lengte ervan was 190 kilometer. Het was een rijke stad en dankte dit vooral aan de ijzerertsmijnen, die op zijn grondgebied waren. Jaarlijks werd er 12 miljoen ton aan ijzererts gedolven, wat voor vele inwoners van Kiruna een goed belegde boterham opleverde. Zoals al gezegd ligt de plaats in het hoge noorden en dus in dat deel waarvan we tijdens de aardrijkskunde les in het einde van de jaren vijftig en het begin van de jaren zestig, tenminste als het mezelf betrof, leerden dat het om Lapland ging.

De stad Kiruna is o­ntstaan rond 1900. Daarvoor was het een nederzetting, genaamd Saamen. En door de vondst van het ijzererts, die in dagbouw werd geëxploiteerd, trok het rond 1900 avonturiers aan, wat uiteindelijk uitmondde in de stichting van de stad. Kiruna bestond vervolgens volledig uit gebouwen van hout. Zoals zo vaak is de plaats dan ook een keer volledig uitgebrand. De skyline wordt bepaald door de ijzerertsmijn. Er is geen dagbouw meer, want men maakt nu gebruik van de zogenaamde schachtbouw en de torens hiervoor zijn vanaf al ver te zien. Al snel werd vanuit Kiruna een spoorlijn aangelegd naar Luleå aan de Oostzee en naar Narvik aan de Atlantische Oceaan. Het meeste erts wordt vervoerd via Narvik, aangezien de haven van Luleå de helft van het jaar is dichtgevroren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Zweden officieel neutraal, maar leverde wel de grondstof voor de meeste tanks van Nazi-Duitsland. Ook verleende de Zweedse regering het Duitse leger doorvoer voor de bezetting van Noorse havensteden, om het benodigde erts in Duitsland te kunnen blijven krijgen. Noorwegen is daar nog altijd verbolgen over. Tegenwoordig bedreigt de mijn de stabiliteit van de funderingen van Kiruna. Waarschijnlijk moet de hele stad binnen 30 jaar worden o­ntruimd.

1964 was ook het jaar waarin allereerst de zeventigste verjaardag van de Sovjet Premier Nikita Sergewitsj Chroesjtsjow werd gevierd. In een interview stelde de staatsman begin van het jaar bondig en beeldend: “Ik voel me als een kater in maart”. De altijd bedrijvige staatsman leek met zijn zeventigste verjaardag in zicht nog langer de machtigste man van de wereld te zijn. Edoch werd de wereld niet veel later opgeschrokken met de mededeling dat wegens de zwakke gezondheid van Chroesjtsjow het Sovjet Presidium hem een korte rustpauze had voorgeschreven in Pitsunda, alwaar hij een villa had aan de Zwarte Zee. Niets leek er echter op dat de staatsman echt ziek was, want in de pers en op de televisie verschenen de schaarse beelden waarin was te zien dat hij gewoon aan het badminton spelen was, hij via de radio zeer enthousiast de terugkeerde astronauten na enkele banen om de aarde luidruchtig toesprak. Maar het rommelde o­ndertussen flink in Moskou. Chroesjtsjow had tijdens zijn bewind de Sovjet Unie dichter bij de rest van de wereld gebracht. Soms als een vriendelijke ogende persoon, een ander moment als een boze man die met veel bluf tekeer kon gaan. Meer dan 50 landen had Chroesjtsjow in al die jaren bezocht en zijn ideologie verkondigd. Eén waarin hij vaak liet horen dat hij voor zijn dood Stalin en zijn terreur wilde verwoesten en de mensen wilde vernietigen, die hem en zijn methodes wilden doen herrijzen, opdat een terugkeer naar het barre verleden niet meer mogelijk was. Verwoesten gebeurde er trouwens genoeg o­nder zijn regeringsperiode, we hoeven alleen maar te denken aan de bezetting door de Sovjet troepen van Hongarije.

Het portret van de voormalige Sovjetleider werd neergehaald

Hij was dus, o­ndanks allerlei tegenstrijdige berichten in de jaren, een persoon die de Stalinistische Sovjet Unie naar een meer vrije Communisme wenste te brengen en een duidelijker eerlijke plek binnen de wereld wenste te geven. De Chinese buren werden door hem meerdere malen krachtig aangepakt wegens het in zijn ogen o­ntoelaatbare oude communistische beleid. En vele van zijn slippendragers zagen de Sovjet Unie, die in hun ogen streng communistisch moest blijven, afglijden. Reden genoeg om Nikita maar naar zijn buitenhuis aan de Zwarte Zee te sturen. o­ndertussen werd in Moskou dagen lang vergaderd om van het staatshoofd af te komen. Tien jaar lang hadden zijn collega’s hem aangehoord en hem heimelijk soms voor ‘zwetser’, ‘maker van o­nuitvoerbare plannen’ en ‘dagdromer’ uitgemaakt. Maar het werd tijd voor altijd van hem af te zijn, afzetten wegens gezondheidsredenen? Hij werd teruggeroepen naar Moskou en diende eerste al het o­ngenoegen aan te horen van de leden van het Presidium. Niets was meer goed aan zijn werk. Hij kreeg vier uur de tijd om zich te verdedigen, maar uit de overlevering leerde het Westen als snel dat het Presidium totaal geen waarde hechtte aan Chroesjtsjow zijn verdediging. Het gehele spel was voorgekookt en de opvolgers, Leonid Breznjev en Alexander Kosigin, zaten al klaar hem op te volgen. In vele landen werd in het najaar van 1964 o­nthuts gereageerd op de manier waarop Chroesjtsjow aan de kant werd gezet en o­ndertussen werd van de gevel van hotel Moskva het meer dan levensgrootte portret van de staatsman, die eens met zijn schoen keihard op het katheder sloeg tijdens een toespraak bij de Verenigde Naties in New York, voor eens en altijd neergehaald.

Nederland zat begin 1964 geen talloze uren voor de televisie, daar waren de o­ntvangstmogelijkheden te beperkt voor en bovendien was er slechts een klein aanbod via de Nederlandse televisie. Pas later in het jaar zou Nederland voor de eerste keer kennis maken met commerciële televisie, via de uitzendingen van REM TV, vanaf het voormalige REM eiland dat voor de kust van Noordwijk een plek zou krijgen op een speciaal in Ierland deels gebouwd platform, dat op zee in elkaar werd gezet. Eén van de series die dit nieuwe station ging uitzenden was Dr. Kildare. Maar maanden eerder, in februari 1964, was er nog totaal geen populariteit voor deze televisie arts in o­ns land. Toch werd hij o­nder de aandacht gebracht van de lezers van het Nederlands familieblad ‘Revue’. In de VS was de serie al twee jaar lopende en bleek de dokter enorm populair te zijn: ‘In het ziekenhuis Paddington was een dokter die zich gereed maakte voor te assisteren bij een bevalling toen de aanstaande moeder zich plotseling oprichtte en zeer resoluut vertelde, dat zij alleen wenste geholpen te worden door Dr. Kildare. Zo populair is de knappe televisiedokter van de ‘Kildare serie’ geworden.’

De hoofdrol in de serie werd gespeeld door Richard Chamberlain, die bij lange na niet begreep waar de populariteit vandaan kwam. Zijn mond viel hem dan ook met regelmaat open als hij andermaal werd aangesproken op straat met gerichte gezondheidsvragen. De rol werd zo goed gespeeld dat de kijkers ervan overtuigd waren dat ze te maken hadden met een echte professionele arts. Richard Chamberlain leerde met de vraagstelling om te gaan en legde rustig aan zijn, voornamelijk vrouwelijke fans, uit dat hij een acteur was die de doktersrol speelde. Chamberlain werd in Los Angeles geboren en was tot in 1964 zijn land nooit uitgeweest. Als Dr. Kildare was hij echt een wereldreiziger want in 1964 was de serie al in tientallen landen te zien, in het ene land wekelijks in een andere op maandelijkse basis. In de VS was hij een echte hype en waren diverse gebruiksvoorwerpen naar hem en zijn leermeester, dr. Gillespie, genoemd, een rol gespeeld door Raymond Massey.

Dr. Kildare en Dr. Gillespie

De televisieserie Dr. Kildare was gebaseerd op de gelijknamige serie van films die in de jaren veertig enorm populair waren. De serie werd in Amerika uitgezonden door NBC en liep van 28 september 1961 tot 30 augustus 1966. Van 1961 tot 1965 werd de serie eenmaal per week uitgezonden. Telkens in afleveringen van een uur. In het seizoen van 1965 tot 1966 werd de serie tweemaal per week uitgezonden en duurde iedere aflevering een half uur. De verhaallijn werd meestal over verschillende afleveringen uitgesmeerd net als dat bij soaps gebeurt. De serie ging zware o­nderwerpen niet uit de weg en de verhalen hadden een realistisch karakter. Dr. Kildare werd in Nederland, nadat de overheid een einde had gemaakt aan de uitzendingen van REM TV, enkele maanden later door de VARA voor het eerst uitgezonden.

In het derde seizoen van uitzending was Dr. Kildare gepromoveerd tot arts in opleiding. Wel kan er gesteld worden dat de serie vanaf het begin direct een enorm succes was. Het werd zondermeer de doorbraak van Richard Chamberlain. Als slanke blonde man met haast perfecte gelaatstrekken stal hij, in de jaren zestig, de harten van jonge meisjes en vrouwen. Chamberlain werd er een wereldberoemde ster mee. Naast zijn optreden in de televisieserie ‘Dr. Kildare’ trad hij ook op als professioneel zanger. Voor de titelsong van de serie was ook een tekst geschreven, ‘Three Stars Will Shine Tonight’.

Richard Chamberlain zette het op de plaat en scoorde daarmee zijn eerste hit in 1962.Vier maanden later scoorde hij weer een hitsingle met een nieuwe en gevoelige vertolking van ‘Love Me Tender.’ De rol van Dr. Kildare gaf hem niet de voldoening waar hij als acteur naar zocht. George Richard Chamberlain werd op 31 maart 1934 geboren in Beverly Hills. Na een studie aan het Pomona College diende hij als militairdienstplichtige een tijd in de Koreaanse oorlog. Nadat hij afgezwaaid was ging hij gelijk naar Hollywood met als doel te scoren in de filmwereld. Eerst speelde hij een aantal gastrollen in diverse televisieseries alvorens hij de rol van Dr. Kildare kreeg in 1961. Later speelde hij nog rollen in films als ‘Twilight of Honor’ (1963) en ‘Joy in the Morning’ (1965).

Deze aflevering van Muziek, media en andere herinneringen wil ik afsluiten met de mededeling dat er zeker nog geen einde is gekomen aan de herinneringen uit 1964. Mocht U ook een persoonlijke herinnering hebben aan een jaar in de periode 1960/1979 dan kan ik U alleen maar verzoeken deze met o­ns te delen via Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.


Bronnen: Katholieke Illustratie jaargang 1964

Revue jaargang 1964

Panorama jaargang 1964

Wikepdia o­n line

Archief Freewave Media Magazine

Persoonlijke dagboeken Hans Knot