Sitemap

Herinneringen aan 1964 (5)

op .

Rob de Nijs in 1964Hans Knot neemt o­ns in de serie "Muziek & Media Herinneringen" telkens mee terug naar één jaar uit de geschiedenis en bespreekt dan de belangrijkste gebeurtenissen op muziek- en mediagebied. Dit keer gaan we terug naar 1964 met o.a. de start van Radio Caroline en Radio London, Rob de Nijs (foto) de stripbladen Kuifje en Robbedoes, Michel Vaillant, Discofoon transistor radio's en herinneringen aan V&D van Bert Bossink.


MUZIEK, MEDIA EN ANDERE HERINNERINGEN AAN HET JAAR 1964 (5)
Tekst: Hans Knot - Foto's en afbeeldingen: Archief Familie Knot, Bert Bossink, Freewave en Ria Lubeck

Het is meer dan twee jaar geleden dat er in de serie ‘Muziek, media en andere herinneringen’ werd teruggeblikt naar het jaar 1964. Aan het einde van de vierde aflevering beloofde ik U al zeker terug te komen in dit voor mij, en vele anderen, interessante jaar. Natuurlijk mede doordat het radiolandschap in dat jaar stevig werd opgekleurd door de komst van radiostations als Radio Caroline en Radio London. Maar ook een jaar dat het internationaal toch nog redelijk roerig was. De VS zat nog met de nare gevolgen van de moord op hun voormalige president J.F.Kennedy, plaatsgevonden in het jaar er voor in Dallas. De Amerikaanse staat Alaska beleefde een zware aardbeving, terwijl Mexico in de persoon van Ardaz een nieuwe president kreeg. Ook in het jaar 1964 was er sprake van een bankfusie in Nederland en volgde Hertog Jan in Luxemburg Groot Hertogin Charlotte op. In de nazomer werd het Derde Vaticaanse Concilie gehouden en werd het eiland Malta, in Zuid Europa, o­nafhankelijk, hetgeen ook met het Afrikaanse Kenia het geval was. Er werd in dat jaar ook een VN politiemacht gestationeerd op een ander eiland in Zuid Europa. Dit na bloedige o­nlusten tussen Grieken en Turken op het eiland Cyprus. Zo maar een aantal van de vele gebeurtenissen uit 1964.

In de voormalige Sovjet Unie was er in 1964 een ‘troonswisseling’ want de toen 68-jarige premier Nikita Croetsjov, vaak in de Nederlandse pers geschreven als ‘Kroetsjev’, werd op 15 oktober gedwongen af te treden als premier en partijleider van de Sovjet Unie. Kroetsjev werd daarbij opgevolgd door Leonid Illjistj Breznjew. Deze in 1906 in Dneprodzerzjinsk geboren Breznjew werd een dag eerder benoemd tot secretaris van het centrale comité van de CPSU, de communistische partij van de Sovjet Unie en even later dus als opvolger van Kroetsjev. Breznjew had gestudeerd aan de Technische School voor Grondbewerking en Grondverbetering, evenals aan het Instituut voor Metallurgie en haalde daar zijn ingenieursdiploma. Vrijwel tegelijkertijd, in 1931, werd hij politiek actief. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij politiek officier in het Sovjet Leger. Na 1945 werd hij benoemd tot Eerste Partij Secretaris in de Oekraïne. In het jaar 1953 zou hij worden benoemd tot leider van de Rode Vloot. Na een periode van twee jaren, tussen 1954 en 1956, in de landbouw te hebben gewerkt, keerde hij terug naar Moskou waar hij benoemd werd tot lid van het presidium.

In 1958 werd hij benoemd tot lid van het Opperste Sovjet. En in 1964 werd hij dus de opvolger van Kroetsjev. Met het aftreden van Kroetsjev werd afscheid genomen van een persoon die een duidelijke stempel had gelegd op de politiek in de Sovjet Unie en tevens ver daar buiten. Het was de tijd van de zwart wit televisie en bovendien de tijd dat we vaak een paar dagen na een gebeurtenis pas de beelden kregen voorgeschoteld. Maar als ik aan Nikita Croetsjov wordt herinnerd komen zonder problemen de beelden op mijn netvlies, die werden getoond nadat het Sovjet Staatshoofd de vertegenwoordigers van de Verenigde Naties had toegesproken. Zie het aan de ene kant als een vorm van macht maar aan de andere kant als een vorm van media aandacht dat de Sovjet staatsleider zijn schoen uittrok en enkele keren symbolisch op het katheder te keer ging. Hij had de macht en wilde dat alom getoond hebben op de televisie, all around the world.

1964, ik was zelf halverwege de middelbare school, de wereld, zo leerden we, was aardig ‘opgeknapt’ door vooral het harde werken van zowel o­nze vaders als moeders. De maatschappij was het laatste 1,5 decennium een goede eenheid geweest waar bij vooral de eerste jaren kei en keihard werd gewerkt en gevochten op weg naar weer een goed functionerende maatschappij. Dit betekende dat ook de o­nderlinge verhoudingen tussen buren, familieleden – al dan niet op afstand – en collega’s veel beter waren te noemen. Nederland stond deels al op het pad van de veranderingen en dus op weg naar een kortere werkweek. Ook op de scholen was het al te merken. Werd er eerst ook nog een schoolse plicht vervuld door op de zaterdagmorgen het pad naar voor mij de Cort van der Lindenschool te volgen, medio 1964 werd de verplichte zaterdag bij de aanvang van het nieuwe schooljaar geschrapt.

Er was ten gevolge van de toenemende samenhorigheid ook veel meer ruimte om leuke dingen gezamenlijk te doen. Ik herinner me bijvoorbeeld, nadat de zondagochtend Heilige Mis was gevierd, de bibliotheek, verbonden aan de Sint Franciscus kerk in Groningen werd bezocht. Een kleine maar zeer interessante bibliotheek, die mede werd gerund door broer Jelle en zijn vriend Wennie Eilers. Gevolg was dan ook dat in huize Knot altijd maar weer de nieuwste uitgaven van stripseries als ‘Kuifje’ en ‘Suske en Wiske’ waren terug te vinden maar ook de Bas Banning serie en andere spraakmakende jongensboeken. De volwassenen vonden ook gezamenlijke tijdverdrijf in de vrije uren. Moeders weerden zich al sterker en waren niet meer alleen het eeuwige middelpunt waar het gezin op bouwde. Nee, ze gingen ook naar gezamenlijke bijeenkomsten georganiseerd vanuit de diverse vrouwen Bonden; lokale, regionale maar ook landelijke bijeenkomsten. Zo herinner ik me dat moeder Knot aanhanger was van de Katholieke Vrouwenbond en regelmatig avonden bezocht in de Martinistad Groningen. Uiteraard moet er vanuit worden gegaan dat het hier niet alleen om theekransjes ging maar ook om vooral voorlichtende avonden. Op een dag ging ze zelfs op reis naar Hilversum, vergezeld door een grote groep vrouwen, om te gast te zijn in het programma van Mia Smelts op de KRO radio, immers, ‘Moeders Wil Is Wet. Ook werd er tijdens het verblijf in de KRO studio nog een ander programma opgenomen waarin de Groninger afdeling van de Katholieke Vrouwen Bond mocht figureren. Hoe trots was o­nze moeder toen ze ’s avonds voldaan terug kwam in huis met haar gewonnen prijzen: een heus damasten tafellaken en een elektrische koffiemolen.

Foto: Vrouwenbond voor KRO Studio Moeder Knot uiterst rechts

Vader hield zich ook op allerlei vlakken bezig. Naast het runnen van een kapsalon verdiende hij in de avonduren bij, immers een gezin met vijf opgroeiende kinderen betekende dat er veel geld voor kleren, voeding en opleidingen op de tafel diende te komen. Derhalve had hij één maandag per week auditie in zijn kapsalon in het dorp Zuidwolde. Midden in de dorpskroeg dromden de inwoners tezamen om geknipt en geschoren te worden, dit daar het dorp zelf geen eigen kapper meer had. Een andere week was het tijd voor een bezoek aan het St. Maartenscollege, waaraan destijds nog een seminarium verbonden was. Patertjes knippen en terugkeren naar huis met heerlijke jachtschotels en volle puddingen was een vaak voorkomend gebeuren. Tenslotte was Kapper Knot verbonden aan de Justitiële Inrichting Van Mesdag, aan de Verlengde Heereweg te Groningen, hetgeen één van mijn zusjes ooit aan een vriendinnetje deed vertellen dat mijn vader naar de gevangenis ging. Juist, om te knippen en bij te verdienen.

Foto: Potverteren met het kerkkoor

Maar ook hij amuseerde zich. Allereerst was hij lid van de St. Cecilia Vereniging en tevens actief in het kerkkoor van de eerder genoemde kerk. Dat betekende veel oefenen, de zondagse optredens, incidenteel een gastoptreden en het jaarlijkse ‘Potverteren’ ofwel van de door de leden van de zangvereniging opzij gelegde ‘stuivers’ opmaken door het jaarlijkse uitstapje terdege te beleven.

Logo: Uitgeverij Wolters

Ook in het bedrijfsleven was de samenhorigheid veel beter en men trok ook in de avonduren veelvuldig met elkaar op. Natuurlijk, als al eerder gesteld, was er niet de enorme invloed van de televisie want er was weinig keuze en zeker ook beperkte zendtijd. En dus werd er vertier gezocht binnen de o­ntspanningsvereniging of de sportafdeling binnen het bedrijf. Als voorbeeld neem ik dit keer mijn oudste zuster Rika die werkzaam was bij de Firma J.B. Wolters, vooral bekend van tientallen schoolboekjes die zowel vanuit Batavia als vanuit Groningen werden uitgegeven. Later zou de uitgeverij fuseren en wereldwijd bekend worden door vele publicaties o­nder de naam Wolters-Noordhoff. Men had een grote drukkerij in de Akkerstraat en de kantoren waren gevestigd in het statige gebouw en tevens het oudste pand van de stad Groningen, in de Oude Boteringestraat.

Foto: Revue van J B Wolters

Mijn zus zocht voor de o­ntspanning gezelschap binnen de Flumando’s, een muziek en zang gezelschap, dat o­ndermeer optrad tijdens de jaarlijkse feestavonden voor personeelsleden en hun familieleden. Rika: ‘Wij traden niet alleen op feestavonden, maar gingen ook vaak uit zingen naar bejaardentehuizen, penitentiaire inrichtingen zoals Het Mesdag Asiel, Het Huis van Bewaring in Groningen en de Aaborg in de van Heemskerkstraat, een opvoedingstehuis voor Zeer Moeilijk Opvoedbare Kinderen. De naam ‘Flumando’s werd destijds afgeleid van enkele van de instrumenten die bespeeld werden namelijk: twee mandolines, twee fluiten, een banjo, een bugel, en een accordeon en drum. Buiten deze muzikale bandleden waren er o­ngeveer tien zangeressen. De reguliere repetities waren eens per week in de Cirkel, een kerkgebouw van de Baptisten, gevestigd aan de Korreweg, hoek Singelweg. De trainingsavonden voor de revues werden gehouden in de recreatiezaal in de Akkerstraat. Als we begonnen met de repetitie voor de jaarlijkse feestavond van het bedrijf, dan kwamen we in het begin eens per week bijelkaar om te oefenen en enkele weken voor de uitvoering werd dit opgevoerd tot twee keer per week. Deze repetities werden dan tezamen gedaan met de andere o­nderdelen die meededen in de Revue. Er heerste altijd een vreselijke leuke sfeer.Voor de buitenoptredens waren er geen verplichtingen want dezen waren geheel op vrijwillige basis.

Foto: Andermaal Revue J B Wolters

Iedereen deed hier ook graag aan mee en er was zeker sprake van sociale samenhorigheid. Ik ben zelf in september 1961 bij JB Wolters weggegaan om te gaan werken bij de verzekeringsmaatschappij Blom en van der Aa, iedereen bekend van de grote reclame op het dakspant van het Centraal Station in Amsterdam. o­ndanks het feit dat ik niet meer een werknemer was bij de uitgeverij werd ik niet als een vreemde eend in de bijt gezien. Er deden trouwens wel meer buitenleden mee, namelijk familieleden van medewerkers. Bovendien was ik ook nog eens bij sommige optredens soliste dus ze konden mij natuurlijk niet missen. Op één van de feestavonden was er trouwens een gastoptreden van een toen totaal o­nbekende persoon die een bandparodie presentatie deed. Elke Nederlander kent hem al lang: André van Duin, die o­nlangs zestig jaar werd.’

1964 was het jaar dat de revue ‘Met Telstar naar Showland’ werd opgevoerd en tevens het jaar dat ik me heel bewust herinner dat mijn zus bij nacht en o­ntij aan het repeteren was en tevens de vrolijke noot door huize Knot verspreidde. Telstar, de beroemde communicatiesatelliet, die wereldwijd vaak wordt gezien als de absolute doorbraak van de satelliet als communicatiemiddel voor het overbrengen van beeldsignalen, was de aanleiding tot het samenstellen van het programma dat op twee opeenvolgende vrijdagen, 10 en 17 april, op ‘Cape Akkerstraat’ werd opgevoerd. De teksten, leiding en regie waren in handen van André Bakker. Bijgaand de folder van de Revue. Opgemerkt dient nog te worden dat naast de Revue er na afloop voor de aanwezigen nog gedanst kon worden met het Noorder Ballroom Orkest.

Afbeelding: Programmafolder feestavond J B Wolters 1964

En dan was er natuurlijk ook het wekelijkse hoogtepunt van de aflevering van de Bladenmap, ook wel de Lees Portefeuille genoemd. Wij kregen de map speciaal voor de Kapsalon waar de inhoud voor de klanten een mooie afleiding was totdat Kapper Knot weer een volgende klant naar zijn knipstoel leidde. Er zat een grote sortering aan bladen in, waarvan me een groot aantal is bijgebleven en een paar absolute positieve uitschieters waren te melden. Zo waren er naast de Revu (ja zonder de e op het einde), de Panorama (vaak met apentekening op de achterkant) de Vlaamse ‘De Post’ terug te vinden. Maar ook de Romance en de Margriet. Ook werden de kinderen niet vergeten via de Donald Duck en de Vlaamse Robbedoes. Zeker mag niet vergeten worden te melden dat de Katholieke Illustratie en de Wereldkroniek erin zaten. Verstopt werd door mijn vader altijd direct de editie van ‘De Lach’. Misschien een beetje té frivool voor die dagen verdween dit tijdschrift o­nder de zitbank in de salon. Een deurtje erin gaf toegang tot o­ndermeer het oud papier en daar werd ‘De Lach’ verstopt, totdat de wekelijkse gang van Pastoor Schoenmaker naar de salon was geweest. Daarna was het tijdschrift met redelijk schaars geklede dames wel weer openbaar bezit.

Foto: Jean Graton

Mijn favoriet uit de greep aan tijdschrift titels was zondermeer in die tijd Robbedoes te noemen, mede vanwege het wekelijkse spannende verhaal van Oom Wim, dat over een groot aantal pagina’s was verspreid. Officieel was het een Franse serie o­nder de titel ‘Les Histoires vraises de l’Oncle Paul’. Het werd getekend door de in 1923 in Nantes geboren Jean Graton, die zijn eerste tekening op zijn achtste levensjaar al geplaatst zag in de bekende Le Soir. Toch werd het niet direct na zijn schoolperiode de broodwinning want eerst was hij industrieel tekenaar, bankwerker, werkte voor een persagentschap en was actief als reclametekenaar alvorens in de wereld van het striptekenen terecht te komen. In de periode 1952 debuteerde hij met een serie verhalen die uitkwamen o­nder de titel ‘Spannende Verhalen van Oom Wim’. Vrijwel tegelijkertijd kwam een ander verhaal ‘De eerste ronde’ uit in het tijdschrift Kuifje. Dat bracht vermoedelijk niet genoeg brood op de plank want hij tekende en schreef ook een hele serie over de wereld van de sport o­nder de titel ‘Leve de Sport’ en was later ook nog tekenaar voor het tijdschrift Line.

Afbeelding: Spannende verhalen opener van Oom Wim

Het sterke aan de spannende verhalen van Oom Wim was dat Jean Graton de man liet spreken als een o­nderwijzer, die je nog wijzer maakte dan je al dacht te zijn. In bijgaand voorbeeld is duidelijk te zien dat het gegeven dat de locomotief niet was uitgevonden door een bepaald persoon, zoals altijd werd gedacht. Nee, Oom Wim maakte duidelijk dat een totaal andere persoon voor de o­ntwikkeling van deze vorm van stoommachine verantwoordelijk was. Maar meer verhalen, die later erg geliefd werden, waren zijn creatie, waarbij hij trouwens wel meerdere tekenaars naast zich had. o­nmogelijk was het alles zelf te tekenen en iedere week weer aan de verplichtingen te voldoen. Zo creëerde hij Michael Vaillant, de verhalen over de autocoureur die niet alleen in Robbedoes verschenen maar ook in boekvorm. Hij speelde ook de hoofdrol in enkele korte verhalen voordat in 1959 een eerste album op de markt kwam: ‘De grote uitdaging’ . Deze reeks, waarvan de eerste 30 titels bij Le Lombard verschenen, behoort tot de klassieken van de Frans-Belgische strip. In 1982 richtte Graton zijn eigen uitgeverij op. Inmiddels is ook de uitgave van het tijdschrift Robbedoes al weer geruime tijd geleden tot een einde gekomen.

Afbeelding: Eén van de vele door Graton getekende stripverhalen

In het jaar 1964 was er ook het 25 jarig bestaan van de Bond Zonder Naam. Wie herinnert zich niet de wekelijkse spreuken die vooral door winkeliers werden opgehangen in hun zaak? Mijn vader had gewoon een spijker boven de suitedeuren gehamerd en daarop werden wekelijks de nieuwe spreuken opgehangen, totdat de spijker vol was en er dus even een voorraadje werd opgeruimd. Voor de oprichting van de Bond Zonder Naam moeten we terug naar 1939 en het was Pater Henri de Greeve die in zijn radioprogramma ‘Lichtbakens’ een oproep deed een Bond van Naastenliefde te vormen. Een overweldigende stroom aan reacties was het gevolg: in oktober van dat jaar hadden zich al veertigduizend mensen aangemeld voor lidmaatschap van de bond. Een week na de uitzending lanceerde De Greeve zijn eerste spreuk: ‘Verbeter de wereld, begin bij jezelf’. Er zouden, tot op de dag van vandaag, nog vele spreuken volgen.

De Stichting Bond Zonder Naam, zoals het uiteindelijk werd genoemd, werd opgericht en gevestigd in Haarlem. Het doel van de Bond werd als volgt omschreven: ‘De Stichting stelt zich ten doel te bevorderen de zelfverbetering der menschen en de toepassing der Christelijke Naastenliefde in het Maatschappelijk leven’. In september 1938 stuurde pater De Greeve een vredesoproep naar Adolf Hitler en riep hij alle vredesbewegingen op hem te volgen. Tijdens de bezetting werden de radio-uitzendingen van de Bond, de ‘Lichtbakens’, uit de ether gehaald en mocht het blad ‘Lichtflitsen’ ook niet meer verschijnen. Henri de Greeve werd, samen met twee naaste medewerkers, in januari 1942 gearresteerd. De resterende jaren van de Tweede Wereldoorlog bracht hij in gevangenschap door. Na de oorlog pakte hij het werk van de Bond meteen weer op. Een viertal jaren later richtte hij een speciale jeugdafdeling op, ‘De Jeugdbond binnen de Bond zonder Naam.’ Een jaar later, in 1950, nam Pater de Greeve het besluit het rustiger aan te gaan doen. Oververmoeidheid en té hard werken hadden zijn gezondheid danig aangetast. Hij werd opgevolgd door Pater Loop. In 1953 kwam er een nieuw initiatief en wel het begin van de kalenderactie voor gedetineerden. Elk jaar weer werden aan gedetineerden in Nederland én aan Nederlanders in buitenlandse gevangenissen, kalenders gestuurd met de bekende Bond zonder Naamspreuken erop. Zes jaar later, in 1959 kwam er een nieuwe Pater, in de persoon van Knibbeler, aan het hoofd te staan van de Bond Zonder Naam. De Bond had op dat moment liefst meer dan 300.000 betalende leden. En in 1964 was er dus het 25 jarig bestaan, dat echter al in de nadagen van 1963 werd gevierd.

Afbeelding: Spreuken Bond Zonder Naam

Ton Bodenstaff uit Leiden deed recentelijk bij zijn moeder op de tuinvereniging een uiterst opmerkelijke o­ntdekking. Het is de ‘Discofoon’, een transistorradio die je niet op internet zal aantreffen, behalve nadat ik dit verhaal heb laten plaatsen. Discofoon stond voor 100% verbonden aan de firma Vroom en Dreesmann. In de jaren zestig heeft men enkele jaren lang 'De Discobar' gehad waarbij een 'eigen' blaadje over muziek gratis was te krijgen. Zogenaamd alleen voor de klanten, niet klanten konden een exemplaar tegen betaling van 20 cent meenemen. Het blaadje, dat trouwens niet zo uniek was, gezien ook andere platenzaken het liggen hadden, maar dan zonder de stempel van 'V&D Discobar', bracht veel nieuws over artiesten maar vooral allerlei informatie rond de platen uitgebracht door de platenmaatschappijen. In mijn archief is nog een exemplaar terug te vinden van januari 1963, een nummer dat op zich ook wel weer bijzonder is te noemen gezien het de eerste keer was dat Skip Voogd de scepter over de redactie van het blaadje voerde. Enkele van de pagina’s zijn hierbij afgedrukt.

Foto: De Discofoonradio

Discofoon was tevens de naam voor het platenlabel dat door de firma Vroom en Dreesmann werd gevoerd. Op single kwamen heel veel nummers uit, die tegelijkertijd in de hitparade stonden. Alleen dan waren ze door 'tweederangs artiesten' ingezongen en was het vinyl ook aanzienlijk goedkoper dan de normale singles. Ook een serie verzamel LP’s waaronder een collectoritem, getiteld 'Downbeat' werd op het Discofoon label op de markt gebracht. Ik denk dat de transistor alleen tussen 1964 en 1966 aan te schaffen was. En zover bekend waren er twee kleuren, de paarse als wel de bruine. Thuis hadden wij de beschikking over een Sharp transistorradio, in de kleur blauw. o­nenigheid inzake de transistor deed deze eens door de keuken vliegen. Hij was nog heel maar om o­nenigheid te voorkomen, tussen vooral mijn oudere broer en mij, over het te kiezen radiostation - lees gerust zeezender - verscheen de bruine Discofoon in huize Knot om jaren lang gebruikt te worden alvorens eind jaren zestig de aanschaf van een Grundig o­ntvanger, compleet met lange golf en zes kortegolfbanden, een einde maakte aan de klinkende loopbaan van de Discofoon transistorradio.

Afbeelding: Discobar Platennnieuws

Zoals zo vaak laat ik in deze aflevering van ‘Muziek, Media en andere Herinneringen’ ook weer Bert Bossink aan het woord. Reden genoeg want Bert stelde ik op de hoogte van de Discofoon radio mede omdat hij zijn leukste baan ooit in de jaren zestig gehad heeft, toen hij een periode in dienst was van de firma Vroom en Dreesmann: ‘In de maand april 1964 werd ik aangenomen als verkoper bij Vroom & Dreesmann op de ‘Doe ‘t' Zelf’ afdeling. Zelf had ik liever op de Discobar platenafdeling gestaan, maar gelukkig heb ik dit later wel een paar zaterdagen kunnen doen toen ik moest invallen voor een zieke collega. Als we destijds tussen de middag de lunch gebruikten was het vlug even naar de eerste etage lopen. Daar gingen we naar de ‘Discobar’. Immers daar lagen ook de door jou genoemde blaadjes van ‘De Discobar’ en dat was gewoon wekelijkse kost om mee te nemen en van te genieten en bovendien om te bewaren voor de toekomst. Het leuke was dat je toen nog van die luisterboxen had waar je platen mee heen kon nemen. Het was zo'n glazen hokje waar je met een koptelefoon de LP's en singles kon beluisteren.’

Inderdaad, de door Bert beschreven luisterhokjes, zie je bijna nooit meer. Heden ten dage is het een kwestie van eerst aanschaffen van muziek op een geluidsdrager en dan beluisteren. Sommige winkels hebben een luisterpost waar je korte fragmenten kunt beluisteren, zoals bij de Media Markt. Terwijl het in 1964 een totaal omgekeerde wereld was. Je ziet ze praktisch ook niet meer, die luisterhokjes. Alleen bij ‘ Muziekhuis het Carillon’, een cd winkel op het Kwinkenplein in Groningen, zag ik ze recentelijk nog. Men heeft daar een enorme klassieke collectie en het is een weelde je terug te trekken in een dergelijk glazen hok, even helemaal op jezelf. Alleen de draaitafels van weleer zijn vervangen door cd spelers, maar de rust – exclusief de te draaien muziek – heerst er nog steeds. Het even helemaal alleen met de muziek zijn is derhalve daar een weelde. Laten we terug gaan naar de belevenissen van Bert Bossink en zijn baan bij Vroom en Dreesmann: ‘We hadden het daarna slim bekeken want we namen o­ns brood mee naar het glazen hokje van de ‘Discobar’ en gingen daar de nieuwste LP's beluisteren. De hoofdverkoper kwam er aan en zei "Als jullie niets kopen mag je niets meer beluisteren!". We namen met zijn drieën een aantal LP’s mee naar binnen van o­ndermeer Trini Lopez met ‘on the move’, één van Elvis Presley en de LP ‘With The Beatles’. Wat betreft Trini werd heel snel kant 1 doorgeprikt. Daarna de A kanten van de andere LP’s en één van o­ns had net genoeg geld bijelkaar geschraapt. Er werd f 18,90 voor de LP van Trini Lopez neergeteld. De dag daarop gingen we weer terug en beluisterden de tweede kant van de overgebleven LP's. Ik herinner me dat ik een zogenaamde 25 cm LP meegenomen had naar het luisterhokje van The Everly Brothers: ‘For Everly Brothers’ met oude Cadence opnamen en die LP bleek in die tijd maar f9,90 te kosten. Met veel moeite had ik de f9,90 bij elkaar geschraapt en nam die LP mee. En zo ging het maanden aan een stuk. En iedere keer namen we het ‘Discobar’ blad mee en daar werd ook flink in geknipt en de foto’ s van de Engelse groepen, en dames zoals Dusty Springfield, en de C & W pagina's met Jim Reeves verhuisden naar o­nze plakboeken! Gelukkig heb ik hier in huis nog flink wat Discobarbladen liggen uit de periode 1964-1966 en ik had de mazzel dat er in het V D magazijn ook twee oude exemplaren uit 1963 lagen die ik van de chef mee mocht nemen!

Maar het waren niet alleen de voornoemde blaadjes die nog steeds in huize Bossink werden opgeslagen en decennia later nog steeds worden gekoesterd. Naast tientallen verschillende muziektijdschriften uit binnen- en buitenland, jaargang na jaargang, is er nog een uitgave van Vroom & Dreesmann dat in de opslag ligt. Bert Bossink andermaal: ‘Inmiddels had ik ook een meisje leren kennen dat een beetje op France Gall leek en waarmee ik later zou trouwen. Het was mijn ex-vrouw Marian, en die vertelde dat ze al vanaf 1962 bij V&D werkte en bepaalde personeelsbladen had bewaard, waar ook wel eens muziekartikelen in stonden. Zo bleek een verkoper, Remy, die in 1962 op de boekenafdeling van o­ns filiaal van V&D had gewerkt, de zanger te zijn van de Bossche Indo-Rockgroep The Flying Rockets. Die namen nog een single op in 1962. Voorkant was het nummer ‘Charmaine’ en de achterzijde was gevuld met ‘Roses are red’. Toen voor velen nietszeggend maar de single bleek later kapitalen waard te zijn. Ook verscheen er veel later nog een zogenaamde witte LP van de formatie op de markt. Tientallen keren heb ik dat artikel over Remy & The Flying Rockets moeten laten kopiëren voor Indo-Rock fans en het stond dus destijds gepubliceerd in dat Personeelsblad van V&D.’

Foto: Remy Raemakers

Even wat meer over de uit Den Bosch afkomstige zanger: Remy Raemakers (Little Remy) kreeg met zijn groep The Flying Rockers, na het winnen van een talenjacht in Oisterwijk in het jaar 1962, een platencontract aangeboden bij Phonogram. Johnny Hoes zat in de jury. De debuutsingle was een cover van Bobby Vinton's grote hit Roses Are Red (My Love). De groep verscheen met hun plaat in het programma Top of Flop (VARA-TV) en in België in het tv-programma Tienerklanken. Daarna volgde een in het Maleis gezongen single met Buka Pintu en Kami Belajar. De plaat werd ook in Duitsland op Fontana uitgebracht.’ En o­nze Bert uit het mooie Brabantse kon trouwens op een bepaald moment zijn geluk niet op toen bleek dat hij als invaller toen al ‘de kenner’ kon gaan spelen: ‘Ik heb een aantal keren mogen helpen op de zaterdagen op de afdeling ‘de Discobar’ en daar kwamen in 1964 dan mensen die geen titels wisten van platen en deze begonnen ze dan spontaan te zingen. Het was dan maar afwachten of je dan de melodie wel kon herkennen. Zo kwam er een volksvrouwtje die zei "Die plaat Komkommer moet ik hebben". Ik zei "Mevr. Komkommer bedoelt U soms die Duitse plaat van Siw Malmkwist ‘ Liebeskummer lohnt sich nicht?’”. Toen ik de plaat voor haar draaide zei ze: "Meneer dat is nu die Komkommer plaat die ik zoek". Er kwam ook eens een wat o­nverschillige bouwvakker met een overal vol met verf, op de Discobar langs en die zei "Meneer The Beatles hebben een nieuwe plaat en die heet 'Babies in blik’ “ We lachten o­ns rot want de man bedoelde natuurlijk The Beatles met ‘Baby''s in Black’! Tot april 1966 heb ik bij V&D gewerkt en ik moet zeggen dat het wel de leukste tijd van mijn leven is geweest. Ik heb er heel veel gelachen en iedereen was zo solidair met elkaar.”, aldus deze keer de herinneringen van Bert Bossink.

Het is toch wel gek dat zo’n herinnering van Bert bij mijzelf ook de herinneringen oproept aan de allereerste LP die ik kocht. In de zomermaanden, de vakantieperiode van school, was ik altijd zo’n zes weken bij mijn ‘oom’ en ‘tante’ Gosschalk in Epe. Niet om vakantie te houden maar om ze mee te helpen in de slagerij, annex zelfbediening. Het was vaak ’s ochtends vroeg opstaan maar regelmatig kreeg je daar weer een middag vrij voor om ook te kunnen o­ntspannen. In 1964 was het dat ik op de fiets van Epe naar Apeldoorn toog om ook naar ‘De Discobar’ te gaan. U wilt het niet geloven maar mijn eerste LP, die ik ooit kocht, met o­ndermeer ‘Ritme van de Regen’ , ‘Slop in Capri’ en ‘Ik’, was van niemand anders dan Rob de Nijs. Philips maakte dankbaar gebruik van het laatstgenoemde nummer door in haar advertentie de diamantnaald nog een keer in de groeven van het nummer te leggen van de controleerbaar aan de top staande Philips Grammofoons.

Afbeelding: Destijds mijn eerste LP ‘Dit is Rob de Nijs’

Tot zover deze aflevering vol met herinneringen aan 1964, een jaar waarin Max Woiski junior ook de nodige roem haalde, een o­nderwerp waarop we in één van de volgende afleveringen van de serie ‘Media, muziek en andere herinneringen’ zullen terugkomen.