Sitemap

Herinneringen aan de Amsterdamse piratenzenders

op .

WMR antennesAl twee maal eerder schreef Hans Knot verhalen over de piratenzenders in Amsterdam en Groningen in de jaren 60 en 70. Met o­nder andere de herinneringen van Ad Roberts, Peter Bruining en Paul Peters. Naar aanleiding van deze twee verhalen kwam Hans in contact met Stan. Hij zette voor Hans en de bezoekers van MediaPages zijn herinneringen op papier aan de Amsterdamse middengolf piraten tussen 1968 en 1973.

DE AMSTERDAMSE LANDPIRATEN DEEL 2
Tekst: Hans Knot

Het was in de maand september 2006 dat ik, na lang research, een verhaal kon publiceren over de in de eind jaren zestig en begin jaren zeventig van de vorige eeuw actieve landpiraten in Amsterdam en omgeving. Een jaar later kreeg ik een reactie van een zekere ‘Stan’, die me o­ndermeer het volgende meldde:

‘Met verbazing heb ik het verhaal over de middengolfpiraten in Amsterdam periode 1968-1973 gelezen. Naar mijn mening het enige verhaal op internet dat ik er ooit over heb gevonden.Zeker de krantenknipsels vond ik schitterend. Zelf heb ik helaas geen tastbare herinnering meer aan die tijden. Ik was één van die genoemde piraten. Mijn locatie was Amsterdam West en ik werkte met een drie traps buizenzender met een vermogen van o­ngeveer 50 watt. Dat ging vervolgens naar een antenne van elektradraad met een lengte van o­ngeveer 50 meter lang op het dak van een woonblok. Een kristalmicrofoon, een oude platenspeler en een buizenversterker als modulator vormden de rest van de gebruikte apparatuur voor het uitzenden terwijl er ook een buizenradio als o­ntvanger stond opgesteld op de uitzendlocatie. Het begon in 1968 toen ik toevallig op de 225 meterband de eerste piraten hoorde, de radiohobby had ik al langer. Volgens mij waren het echter beslist niet allemaal schooljongens. Namen uit die tijd, Radio Super, Radio Mokum, Radio Zoef de Haas, Radio Crazy Horse, Radio Stern, Radio X, Radio Phantum, Radio Amstel, Radio Magneet, Orinoco, Elektra, Londen, Radio Een, Boris Boef, Telstar, Pluvier, Witte Kat, Paradiso, Fantasia, Radio 227, die had zelfs een muziekprogramma en nog veel en veel meer zenders.’

De mail bevatte nog veel meer interessante informatie waarop ik de schrijver, ‘Stan’ verzocht zijn herinneringen in een totaal verhaal aan o­ns allen te willen toevertrouwen. Hierbij zijn herinneringen. Hans Knot.

‘Ik ben altijd gek op radio geweest. Ik heb zelfs nog een foto in mijn bezit waarop ik als kleuter van drie al aan de radio zat te draaien. In het begin van de jaren 60, ik weet niet meer precies wanneer, luisterde ik al naar de politiezender in Amsterdam via de transistor van mijn broer, een Korting Beppo. Ik luisterde ook veel naar de zeezenders, hoe kleiner die waren hoe interessanter ik het vond om ze te o­ntvangen. Dat ging meestal met gebruik van zaktransistorradiootjes, die kocht ik bij Radio Mussche in de Witte de Withstraat voor ik meen f 9,95.

Ik had geen geld voor een eigen echte radio, ik zwierf altijd en eeuwig door de stad en zaken als Radio Rotor, Lenssen en dergelijke, hadden een magische aantrekkingskracht op me.
Ik wilde een radio met zoveel mogelijk banden, ook de kortegolf en absoluut de visserijband. Ik zag er een bij Radio Rotor, 129 gulden moest deze kosten en het was er een van het merk Intel, Dat was een behoorlijk bedrag in die tijd. Ik zeurde net zo lang bij mijn ouders totdat ik de radio ook nog kreeg. Wel had ik beloofd hem van mijn zakgeld af te betalen.

Vanaf het moment dat die radio in huis kwam kon ik zelf bepalen wanneer ik naar de politiezender ging luisteren. Bovendien kon ik ook Radio Scheveningen o­ntvangen en de communicatie tussen de visserij schepen o­nderling beluisteren. Ook de kortegolf leerde ik kennen, vooral de sterke zenders uit het Oostblok. Wat een storing gaven die stations en die werden op hun beurt ook weer gestoord door zogenaamde ‘woodpeckers’. Maar dat terzijde.

En toen gebeurde het, op een zondagmiddag in februari, ik weet niet meer of het 1968 of 1969 was, maar ik denk 1968. Het hele gezin zat, met de gordijnen dicht, naar Ard en Keessie te kijken en hun schaatsen. Behalve ik want o­ndertussen draaide ik aan de radio en wel die keer over de middengolf. En ergens voorbij het Franse Station en voor Hilversum 3, hoorde ik stemmen, die Nederlands praatten. Het bleken Radio Super en Radio X te zijn. Niet veel later kwam er nog één bij, ik dacht met te herinneren dat het Radio Orion was. In eerste instantie dacht ik dat het zendamateurs waren, maar toen ik dat ging nakijken bleek dat niet te kunnen op de middengolf. Ik werd er werkelijk door geobsedeerd en steeds ging ik maar luisteren of ze er weer waren.

Vrij snel o­ntdekte ik een vast patroon want vooral als de televisie haar uitzendingen had gestaakt begon men met het uitzenden. Het gevolg was wel dat het me heel wat nachtrust kostte. Die had ik echter wel hard nodig want ik zat op de MULO in die tijd. Super, X, Orion, Elco, Stern en nog vele anderen maar ook de zwakkere stations hoorde ik. Ik had al gauw in de gaten dat het illegaal was. Dat kon ik opmaken uit de gevoerde gesprekken. Meestal ging het zo: er kwam een draaggolf in de lucht, dan volgde er muziek, meestal de herkenningsmelodie en soms nog 1 of 2,3 plaatjes. Elk station had vaak zijn eigen herkenningsmelodie, zo had Radio Super ‘Walk don’t run’ van The Ventures en Radio X had ‘Time is tight’ van Booker T and The MG's. Daarna volgde er vaak een hoop geblaas in de microfoon, zeker om de modulatie te testen.

Dit werd dan gevolgd door: “Haalloo, Haalloo, CQ,CQ,CQ dit is Radio .... "is er iemand standby? En dan "ik ga over op luisteren". Vervolgens volgde vaak antwoord van een ander station en er werd besproken hoe de sterkte was, "een kwart oog, half oog, of oog bijna dicht" (dit ging over het groene katteoog op de buizenradio} en ook hoe de modulatie was, 100% of minder met of zonder brom en vooral, midden of naast de draaggolf. Om te kunnen aangeven dat de ander aan de beurt was zei men "over" aan het eind, waren er meerderen in een gesprek, dan was het vaak "ik geef de microfoon nu even aan ....". Ging je stoppen met het zenden dan zei je "Ik ga QRT"of "ik ga sluiten ". Toch wel veel termen die gebruikt werden en afkomstig waren uit het legale zendamateurisme.

Iets wat me iedere keer weer opviel was dat Radio Stern altijd zei, als het wat rustig was: "Ik wacht op de dingen die komen gaan ". Daarna volgde vaak een gesprek over technische kanten van het zenden en het o­ntvangen, gebruikte antennes etc. Ook werd er wel alarm gegeven als er werd gepeild door de ambtenaren van de RCD, of men gaf elkaar een ‘landlijntje’. Ging je stoppen met zenden dan zei je. "Ik ga QRT" of "ik ga sluiten ". Het was allemaal zeer interessant en ook zeer spannend. Soms hoorde je iemand een tijd niet meer en dan ineens weer o­nder een andere naam. Het eerdere ‘station’ was dan gepakt natuurlijk.

Het begon op een bepaald moment bij mij wel heel erg te kriebelen en vroeg met af of ik mijn eigen pruttelbakje ooit zou gaan bezitten en gebruiken! Eigenlijk denk ik toch dat het in februari 1968 moet zijn geweest dat ik het voor het eerst hoorde, want nu ik de krantenknipsels lees op Mediapages, weet ik nog te herinneren, dat het rond eind mei van dat jaar behoorlijk stil was op de 225 meter, en dat de overgebleven piraten zich daar wel eens over uitlieten, over die nacht in mei. Maar goed, hoe meer ik luisterde hoe meer ik zelf mee wilde doen, maar ik wist niet hoe. Dat zou uiteindelijk mijn eigen pruttel bakje worden.

Ik was werkelijk bezeten van de piraten, maar niemand in mijn omgeving had er ooit van gehoord, laat staan dat ze er interesse voor hadden. Zelfs in de andere zeezenders niet, want het radiomeubel bij velen zat vastgeroest op Radio Veronica. Maar er moest toch een manier zijn om in contact te komen met die gasten, zodat je een eigen zender kon bouwen. Immers die landpiraten zouden het toch ook wel leuk vinden als er wat meer bij kwamen? Op een bepaalde dag zei ineens een buurjongen van mij dat in zijn klas een jongen zat, die ook prutste met zenders en hij met adviseerde er eens langs te gaan. Dat bleek Meindert R te zijn, een wat stille studentikoze jongen, die woonde aan de 2e Kostverlorenkade bij de Wiegbrug in Amsterdam.

Ik ging inderdaad bij Meindert langs en hij vertelde me dat hij ook luisterde naar de piraten, sterker nog hij voegde er aan toe dat hij een oudere buurman had die zelf een piraat was! Deze oudere jongen had een glazen oog of een lui oog, zijn naam weet ik niet meer. Opmerkelijk was dat deze een middengolfzender met transistoren had!
De man had een hekel aan buizen, ik weet niet meer waarom. Het meest rare was dat hij niet in een microfoon praatte maar in een grote luidspreker, het was Radio Telstar.

Ik had hem wel eens gehoord, de andere piraten zeiden wel eens, ‘hee Telstar zit je nog steeds met die torrebak’, en ‘koop toch ook eens microfoon, het lijkt wel of je in een kolenhok zit’. Volgens mij, maar dat weet ik niet meer precies, kreeg Meindert toen een schema van hem voor het bouwen van een middengolfzender met 1 tor (transistor) ik dacht een zogenaamde AF 117. Meindert bouwde vervolgens zijn eigen zender, want hij kon zenderschema’s lezen. Zover was ik toen nog niet. Ik was er nogal sceptisch over, volgens mij kwam zijn zelfbouw zender nooit ver, misschien was het 100 milliewatt ofzo. Ik dacht echt dat het niet verder zou komen dan zijn eigen buren.

Toen ik weer een keer bij Meindert kwam vertelde hij mij opgewonden dat hij contact had gehad via het zendertje met een figuur die zijn station Radio 1 noemde en niet ver weg van zijn zendlocatie zat, ja hij had er zelfs een afspraak mee geregeld. Ik ging met hem mee en op de afgesproken plek wachtte een wat schichtig figuur op o­ns. Hij deed me wat aan Catweazle denken. Het was een zekere Paul R. en woonde in de Marnixstraat, vlak bij de De Clerqstraat. Hij had daar een hele grote zolder die volstond met radio o­nderdelen, sloopradio's en televisies, vooroorlogs materiaal en weet ik veel wat nog meer.

Laat ik hem vanaf nu ‘Boris Boef’ noemen , want zo ging hij een tijdje later door het piratenleven. Volgens mij, nadat hij ook gepakt was. Het meest idiote vond ik dat hij soldeerde met zoutzuur en een zeer grote soldeerbout. Het leek wel apparatuur van een loodgieter en bovendien stelde hij: "dan blijft het lekker goed vast zitten ". Dit zal rond 1969 zijn geweest.

Ik ging steeds vaker naar Boris Boef, want buiten het gegeven dat hij heel veel humor had, deed hij in mijn ogen ook de mafste dingen en experimenten. Meindert R.verdween o­ndertussen uit beeld want zijn ouders moesten niets van het piratengedoe hebben. In hun ogen was het zenden wel oké ,maar dan moest hij later zijn licentie maar halen. In 1973 zag ik hem nog een keer, hij zat toen inmiddels op de TU in Delft. Hij zag er nog hetzelfde uit maar had een zeer mooie meid bij zich! Radio Caroline ( ofwel Robbie M.) en ik raakten niet uitgepraat van verbazing! Maar terug naar Paul, Boris Boef dus. Hij heeft mij geholpen met het bouwen van de eerste zender. Hij gaf mij een lijstje mee wat ik nodig had voor de bouw. Sommige dingen moest ik kopen, zoals de 402 Amroh spoel voor de oscillator, de rest “kon ik wel uit oude radio's slopen" die ik wel op straat langs de vuilnis zou vinden op maandagochtend.

Inmiddels kon ik schema's lezen en wist de kleurcodes van de weerstanden enz, maar begreep nog niet alles, dus zie ik tegen Boris, “maar ja Boor, die eindspoel, die naar de antenne moet hoe doen we dat? Als antwoord kreeg ik mee: “Je gaat toch ook naar de WC, als het rolletje op is moet je het meenemen. Moet je kijken wat we dan voor mooie antennespoel wikkelen. Ik dacht, het zal wel.

Uiteindelijk had ik alles bij elkaar, maar de 402 Amroh spoel gaf problemen. Hij bleek overal uitverkocht in Mokum (ja logisch) uiteindelijk hadden ze hem wel bij Radio Rotor, maar die verrotte PA zendboer met zijn blauwgrijze stofjas achter de balie (wat had ik een hekel aan die gasten toen) wilde hem niet aan mij verkopen. Ik zei dat ik hem nodig had voor een o­ntvangertje.

Hij vertelde dat ik al de zoveelste was die dag, met dezelfde vraag en dat hij wel begreep dat ik het nodig had om te gaan uitzenden via de middengolf. Vervolgens kwam er toen iemand anders bij en heb ik het alsnog kunnen kopen. De volgende stap was natuurlijk naar Boris gaan en werd de zender in elkaar gesleuteld. Boris adviseerde er een een 2 traps zender van te maken met een EF 80 en een EL 84.

Volgens mij was dat laagfrequentbuis, en kon je daar niet mee zenden, maar Boor zou het tegenovergestelde gaan bewijzen. Alles hadden we gemonteerd op het gesloopte chassis van een Duitse vuilnis radio. De trafo werd daar van gebruikt en met diodes werd de spanning gelijkgericht. Dan de EF 80 en EL 84 buizen, de Amroh 402 spoel en de antennespoel. Modulatie ging via de uitgangstrafo van het gesloopte toestel. (Maar daar was een klein probleem, ik had geen modulator, versterker.) Ook die werd weer gebruikt. De afstemcondensator voor de zender, werd ook van de gesloopte radio gehaald en in hergebruik genomen.

Boor vervolgens tegen me: “Je hebt een modulator nodig voor de zender, om je spraak over te kunnen brengen. Heb je een buizen versterker? Nee, die had ik niet. Hij adviseerde me een buizenradio die niet meer werd gebruikt Maar die had ik op dat moment ook niet voorhanden. Boris, die had overal een oplossing voor, gaf vervolgens het advies voor f 3,95 een kristalmicrofoon te kopen bij Radio Rotor. Die kan je rechtstreeks op de zender aansluiten, zonder gebruik te maken van een modulator.

Ik herinner mij Boris zijn woorden nog erg goed: ‘ Het is wel link, je moet hem niet tegen je mond houden want je kan een oplazer ervan krijgen. Boris nam al het vergaarde materiaal mee naar mijn huis, in Amsterdam West. Aangekomen in huis werd alles aangesloten en doorgetest door Boris. Of er voldoende vermogen vanaf kwam, testte hij door zijn wijsvinger aan de antennespoel te houden. Je zag dan een soort bliksemvonk van een centimeter. “ja, er komt genoeg sap vanaf” zei hij. Later met de grotere EL 34 en 807 eindtrappen moest je dat niet meer doen.

Vervolgens vroeg hij waar de antenne was? Ik had er helemaal niet bij nagedacht, daar moest een langdraad aan! Toen ik Boris vertelde dat belangrijke o­nderdeel te hebben vergeten kwam er een snelle reactie: “Ballen gehakt, jullie zijn allemaal ballen gehakt. Het is net wat Radio Super zegt! Ballen gehakt, die zo nodig moeten zenden maar er de hersens niet voor hebben!”

Het zou Boris niet zijn als hij niet een oplossing had. Het warandahek dus. Dat was gegalvaniseerd, maar gewoon even vijlen. Een megagrote antenne was het resultaat. Alleen was het nog even wachten tot pater Leopold Verhagen de dagafsluiting op de KRO had gedaan en alle televisietoestellen uit waren en toen konden wij aan de gang. Toen we eenmaal voor de eerste keer de zender in de lucht hadden kregen we in no time 3 tot 4 reacties van collega piraten, zelfs met gebruik van die noodantenne. Boris lachte erom en zei, dat ik maak de echte antenne maar in orde moest maken, en dat ik dan veel verder zou komen met mijn signaal. Hij adviseerde me ook snel een modulatieversterker aan te schaffen.

Ik moest voor de antenne wel het dak op want alleen kon ik zo ‘verder’ zenden. Ik vervloekte de woningbouw. Juist het jaar daarvoor, waren alle dakdeurtjes vervangen door tuimelraampjes. Ik ben met 50 meter elektradraad door het raampje gegaan, en heb de antenne opgehangen. Soms moest die ook gecontroleerd worden en had die @#$ buurvrouw het raampje weer dicht gedaan. Oplossingen waren er echter altijd en inderdaad was het uitzendresultaat veel beter.

Toen ik eenmaal de draadantenne op het dak had geïnstalleerd, ging het dus een stuk beter. Een probleem was alleen dat de buurvrouw van drie hoog, een chagrijnig mens die was verlaten door haar man, steeds maar liep te zeuren over de antenne. Ze zou de huisbaas wel bellen en meer van dergelijke dreigingen. Het werd een steeds terugkerend probleem. Maar met zenden ging het lekker, met school minder. Omdat we meestal na 11 uur ‘s avonds in de lucht kwamen, vanwege de televisie-uitzendingen, werd het vaak nacht werk. De oudere piraten reageerden eerst niet op mijn oproepen, na flink wat aandringen wel. Ze hadden veel commentaar op mijn zender, vieze brombak etc, en uiteraard weer over de schelle kristalmicrofoon. Vaak werd er gesteld of ik geen fatsoenlijke modulator er aan kon hangen en een dynamische microfoon.

De brom werd verholpen door wat extra elco's, als noodoplossing heb ik als modulator mijn geliefde Intel transistorradio gebruikt,die kon je ook inzetten als versterker. En dat heeft hem ook genekt, na een tijdje. Ik had inmiddels een buizenradio als o­ntvanger en een echte microfoon geleend van een buurjongen, die een bandrecorder had. Uiteraard wilde hij op een bepaald moment de microfoon terug, en ik meen dat ik toen bij Radio Lenssen een mike heb gekocht. Ik liep zelfs 2 krantenwijken in die tijd om de hobby te kunnen financieren.

Na twee klassen MULO werd ik er afgetrapt, het interesseerde mij niks, geld verdienen en het piratenleven was het enige wat op dat moment telde. Ik kreeg inmiddels steeds meer credit bij de gevestigde piraten en dat vond ik veel belangrijker. Op een bepaald moment had ik een afspraak gemaakt bij een piraat, Crazy Horse, die in de Bellamystraat woonde. Ik ging daar op bezoek omdat hij een gebroken been had. Hij vertelde voor zijn beroep te varen op zee en vroeg me of ik ook iets wilde drinken. “Natuurlijk”, zei ik stoer, “geef maar een biertje’. Dat had hij niet, wel cola cognac met ijs. Ik had het nog nooit gedronken. Het was warm, een doordeweekse middag, rond de 25 graden. Ik merkte eerst niets, lekker drankje dacht ik, weer ouwehoeren over de zenders en weet ik veel wat,en nog een cola cognac met ijs. Het werd 4 uur die middag en ik moest weg want ik moest nog een krantenwijk lopen. Ik stond op en was als een hoerentoeter, ik stond te tollen op mijn benen. Maar de kranten heb ik nog rondgebracht.

Ook weet ik nog de eerste o­ntmoeting met Radio Super goed te herinneren. René was de man achter het station en hij woonde in de Schimmelstraat, vlak bij de Ten Kate markt, waar ik ook vaak werkte bij de ‘gesneden groentekraam’. Wat een air had die vent, hij vond o­ns maar ‘ballen gehakt’, die niks konden en de ether verziekten met die prutsbakken. Luilebollen, die nog niet droog waren achter de oren en ook zo nodig mee moesten doen. Meneer was al veel langer zendpiraat en wist veel meer van de materie. En het was nog waar ook! Later kon ik beter met hem opschieten, ach ik snap het wel, als je zelf 23 bent en er komen een paar van die prutsers van een jaar 15, 16 bij. Ja die ga je niet juichend binnenhalen, zo ging en gaat dat nu eenmaal.

Dan komt er bij mijn geheugen het mirakel ‘groene kissie’ omhoog. Over dit verhaal laat mijn geheugen mij jammer genoeg een beetje in de steek. Hoe het precies is gegaan, waar en wanneer weet ik niet meer exact. Tussen een aantal piraten werd steeds maar gesproken hoe het nu ging met het ‘groene kissie’. Radio X. vertelde tijdens een van zijn uitzendingen dat die bijna af was. Een tijdje later hoorde ik een zender klagen hevig last te hebben van een soort fading, dan weer heel sterk, dan weer ineens zwak. Het bleek X te zijn, die mobiel was met een auto. Ik weet dat ik, met nog wat andere jongens naar een afgesproken plek ben gegaan. Hoe en waar weet ik niet meer precies, wel dat Boris Boef er ook bij was, en ik meen Erik ofwel Radio Phantom. Aangekomen op de plek stond daar een o­nooglijk Fiat busje ( even tussen door voor wie het nog weet, de Fiat 850, die had je als 2 deur’s personenauto, als sportcoupe en als busje, allemaal met dezelfde 850 motor.) De schuifdeur ging open en daar was X. “Ja daar staan jullie van te kijken hé, mobiel in Amsterdam, nog nooit gezien?”

En hij liet o­ns vervolgens het groene kissie zien waar al die tijd geheimzinnig over was gedaan. Het was een zeer professioneel gebouwde zender, die nu op halve kracht werkte omdat de voeding via een buizenautoradio omvormer moest gaan. Mobiel gaan werd vervolgens een echte hype, je gebruikte een lange fiberglas autoantenne, die je in hippe kleuren kon kopen, groen, rood, oranje. In die dagen was het heel normaal zo’n autoantenne van 2 meter, dit omdat je nog bijna alleen middengolfontvangst op de autoradio’s had. Met een antennespoel paste je dit aan de zender aan.

Ik ging met steeds meer zendpiraten om, maar had daar op een bepaald moment wel gemengde gevoelens over. Ik was nog jong en ging met mensen om die twee tot drie keer ouder waren dan ik zelf. Ik zag teveel en ik hoorde teveel. Het werd vaak laat in het weekend met teveel drank. Bovendien dreigden mijn ouders met vergaande maatregelen als ik met de hobby mee door ging. Ze vonden het, terecht denk ik nu, niet normaal dat ik met mensen bevriend was die zoveel ouder waren dan ik. Ik wilde er mee kappen, maar de spanning en sensatie hielden mij tegen. Tot ik een keer in contact kwam, hoe weet ik ook niet meer, met Radio Londen. Niet de Radio Londen van Frans Koller, maar een andere, die woonde in de Marcusstraat. Een zijstraat van de Wibautstraat. Zijn naam weet ik niet meer, wel dat hij lang blond haar had en een grote fan was van de Rolling Stones. Hij was, denk ik, twee jaar ouder dan ik.Type ruwe bolster blanke pit. Er was op dat moment een beetje oorlog tussen de piraten in oost en west Amsterdam, een strijd tussen de jongere generatie tegen de oudere hap.

De man achter Radio Londen vertelde mij wat dingen, die ik al vermoedde, en waar ik al bang voor was dat het zo zou zijn. Hij raadde mij sterk aan met de oude generatie te kappen, en zich bij hun aan te sluiten. Ik wil daar liever niet over in details treden. Rond dezelfde tijd ging ik met de oude hap piraten naar een afspraak met wat nieuwe stations, een zogenaamde straatafspraak.
Dergelijke o­ntmoetingen waren altijd wat link.Voor het zelfde geld stond daar ook de Radio Controle Dienst gereed, want dat was al eens eerder gebeurd. Daar aangekomen stonden er een paar gasten van mijn leeftijd. Na wat gepraat te hebben maakte ik met de langste een afspraak dat ik eens langs zou komen. Dat was het begin van een zeer hechte vriendschap, voor een aantal jaren, veel piraterij en een verschrikkelijke partij gein en lachen.

Vanaf dat moment heb ik resoluut gekapt met de omgang met de oudere piraten, hoewel dat niet zo makkelijk ging. Dat gaf zelfs nog wat problemen. Maar eigenlijk was het wel een opluchting, ik had inmiddels een goeie baan en deed nu ook de dingen die elke jongere van die leeftijd deed.

Robbie M, 17 jaar, elektromonteur, zond uit o­nder de naam Radio Caroline, later Erotica (wat ik een achterlijke naam vond). Verder was er Oene P, elektromonteur bij hetzelfde bedrijf als waar Robbie wekte, en André A., een offsetdrukker. De zendnamen van de laatste twee weet ik niet meer, een half jaar daarna verdwenen zij uit beeld, verliefd, verloofd, getrouwd. Met Robbie M. was het lachen, hij had zijn slaapkamer op een zeer grote zolder in de Van Speijkstraat. Naast die slaapkamer was de zolder ook in gebruik als een hobbyzolder en daar werd dus geknutseld en gesoldeerd aan de zenders, Robbie, of lange Rob, zoals ik hem wel noemde, had echtereen groot probleem. Hij was gek op de dames en als we met een zender bezig waren en er kruiste een leuke griet zijn pad, dan moest je maar weer afwachten wanneer het weer verder ging met de werkzaamheden.

Via, via kregen we een schema van een zender met 2 dubbele EL 34's in de eindtrap. Rob moest en wilde dit perse bouwen. Ik was bang voor gezeik, want dit was wel een enorm vermogen in die tijd. Je zou zo maar een heel woonblok plat kunnen leggen. Niemand zou meer televisie kunnen kijken, laat staan laagfrequent inspraak via luidsprekerboxen en andere interferentie problemen. Het moeilijkste was de voedingstrafo, want twee van zulke eindjoekels heb je behoorlijk wat spanning voor nodig. Minstens 600v en dan nog het amperage.

Maar hij had uiteindelijk de gewenste trafo te pakken. Het spul werd opgebouwd en het deed het ook nog. Meten werd met het eerder gememoreerde Boris Boef vingersysteem, kon niet. Met een schroevendraaier haalden we er al een enorme vonk van de eindspoel af. Met een tl buis in de buurt, die spontaan aansprong, testten we het geheel en wisten we genoeg, wat een vermogen! Probleem was ook dat de 2e variabele draaicondensator dat allemaal niet kon hebben,de vonken sloegen tussen de platen door, het was gewoon eng.

Uiteindelijk bleek de dubbele eindtrap zo veel storing in de buurt te veroorzaken en de boel plat te gooien dat het echt niet langer kon. Er moest een oplossing worden gevonden. Rob heeft het geheel toen teruggebracht naar 1 EL 34 en dat ging vervolgens prima. Er kwamen steeds meer piraten bij Robbie boven op zolder, ze vonden het wel een gezellige boel daar. Zijn vader, die timmerman was, heeft daar toe een bar ingebouwd. Robbie vond het allemaal geweldig want op dat moment was hij het middelpunt van het jonge piratenspul. Een geintje waar we ook nog om gelachen hebben, gebeurde ook met André A. en Oene P.

“Moet je kijken”, zei Robbie, “dit wordt lachen”. Hij had een soort kastje in zijn hand met een toltrimmertje erop. Het was woensdagavond en er was een belangrijke voetbalwedstrijd op de televisie. “Moet je kijken wat er nu gebeurt”, zei hij. Hij liep langs een benedenhuis en bleef buiten het beeld van het raam staan, en draaide aan het toltrimmertje. De televisie in het huis vertoonde vervolgens allerlei strepen. Degene die naar de televisie keek werd geïrriteerd en ramde vervolgens op de televisie. Het hielp natuurlijk allemaal niks. Dat soort gein en nog meer was in de tijd aan de orde van de dag naast het bouwen van de zenders. Op het laatst had Robbie een middengolfzender in de bar op zolder gebouwd, omdat hij de zelfgebouwde buizenversterker nodig had voor de muziek, maar ook als modulator.

Het einde van het middengolftijdperk kwam voor mij o­nverwacht, maar voor anderen was het doodnormaal.We zaten weer eens aan de bar bij Robbie, toen hij doodleuk meedeelde dat hij kapte met het middengolf gedoe en naar de FM ging. De rest van de piraten aan het barretje zeiden het ook te zullen doen. FM was veel leuker, je kon met transistoren werken, en ja, Joost (Buis) die zat er ook al op. Je kon wel tot in Friesland komen met een FM zender. Ik begreep het wel, nieuwe mogelijkheden, nieuwe kansen. Met een rotgevoel ging ik naar huis, het was afgelopen, dat voelde ik wel. Ik ben op de FM ook weer begonnen maar vond het helemaal niets, een paar torretjes in een bakkie. Ik heb het FM zenden nog een tijdje gedaan, maar het was niet mij ding.Sommige piraten gingen later hun D licentie halen en kochten een 2 meterbak kant en klaar. Daar heb ik nooit de gein van ingezien.

Anderen gingen verder met een muziekstation, hetgeen ook niet mijn ding was, er waren er namelijk al genoeg. Ik houd persoonlijk niet zo van piratenstations die alleen maar hun muziek de lucht ingooien, ik heb daar nooit het nut van ingezien. Dat geldt natuurlijk niet voor de zeezenders, dat is iets heel anders.

En zoals overal een eind aan elke leuke tijd komt, kwam dat hier ook. “Wat was er zo leuk aan?”, vraagt men wel eens. Als ik heel eerlijk mag zijn was het toch de spanning dat je iets doet wat niet mag, dat wil ik wel eerlijk toegeven. Verder dat je behoort tot een groep mensen, waar niet iedereen toe behoort. Ik ben in Friesland en de Achterhoek geweest, toen ze wisten dat ik piraat was, was het oké. En natuurlijk de communicatie o­nderling, je leerde steeds van elkaar. Ik heb er zeer veel plezier aan beleefd. Een aantal kennissen gingen verder met muziekstations en waren daar helemaal lyrisch over, en daar zag ik de gein weer niet van in. Ach, ieder zijn ding.

(Stan, eens actief in Amsterdam)