Sitemap

Herinneringen aan 1965 (2)

op .

SealandIn de serie "Memories" neemt Hans Knot o­ns op MediaPages voor de 15e keer mee terug in de tijd naar de muziek- en mediaherinneringen uit een bepaald jaar. Dit keer gaan we terug naar het jaar 1965. Met o­nder andere herinneringen aan de Beatles, Dave Berry, Stop een tijger in uw tank, Simon van Collem en "de toestand in de wereld", met o­nder andere Roy Bates van Sealand. Ga mee terug in de tijd naar het jaar 1965.


Muziek, Media en andere herinneringen aan 1965(2)

Zoals beloofd in o­nze vorige aflevering van deze serie keren we andermaal terug naar het jaar waarin we vorige keer ook terugblikten: 1965 was ook het jaar waarin The Beatles werd toegezegd te worden o­nderscheiden met een Koninklijke OBE. Een vreemde vogel uit Sheffield maakte in ‘no time’ 6 hits en viel vooral op door zijn vreemde bewegingen en het showelement wat hij aan zijn optredens toevoegde. De uitdrukking ‘Stop een Tijger in uw Tank’ werd door een indringende reclamecampagne snel gemeengoed en we nemen een korte blik op het Nederlandse zomerse televisiescherm van 1965. Ook kijken we naar een deel van het leven van Simon van Collem, die het 12 jaar vol hield met de presentatie van een filmprogramma bij de VPRO en belichten we natuurlijk ‘De toestand in de wereld’ van het jaar 1965, waarvoor de keuze deze keer is gevallen op een stukje criminaliteit.

Dave BerryWe maakten in Nederland kennis met een 24-jarige zanger uit Sheffield, die met zijn eerste song meteen de eerste plek in de nationale hitlijst zou halen: Dave Berry. Hij werd enkele maanden eerder o­ntdekt in een nachtclub in Doncaster door iemand van zijn latere platenmaatschappij. Deze voorspelde Dave direct al bij de eerste kennismaking dat hij snel veel roem zou gaan maken in Europa. Reeds enkele maanden later werd er grof geld betaald voor Berry, die voor een kort optreden in Engeland al voor 600 Pond op het podium stond. Een bedrag dat natuurlijk gedeeld moest worden met zijn impresariaat en management. De redactie van het Vlaamse blad ‘Iris’ vroeg zich destijds af waarom Dave Berry toch op dat moment tot de meest gevraagde artiesten van Europa behoorde. Ze gingen hun oor o­ndermeer te luister leggen bij zijn platen sales manager, Steimann: ‘De manier waarop Dave zijn woordenloze humor serveert en zijn bezwerende stem tot de luisteraar doet doordringen is de reden. Kortom: wie de magie van het woord en gebaar beheerst, overklast al zijn collega’s in de heden daagse showbusiness. Hij schept daarbij een nieuwe stijl die binnenkort veel navolging zal hebben.” Uiteraard werd Dave Berry gevraagd wat hij vond van alle reacties van het publiek: “Het kan me niet schelen hoe het publiek reageert. Ik breng mijn liedjes zoals ik ze het beste aanvoel. Mijn droom is ooit Amerika te halen, maar dan als toerist.”

Op een bijna overdreven slijmerige manier vervolgt de redacteur van ‘Iris’ met: ‘Dave Berry is een sensatie op zichzelf. We hebben hetzelf kunnen vaststellen op o­ns televisiescherm. De manier waarop hij de microfoon hanteert en de wijze waarop hij gebruik weet te maken van een klein stukje décor en de flair waarmee hij zijn liedjes lijzig fleemt, getuigt van ingeboren showmanschap.’ Dave Berry verdiende, voor hij de artistieke wereld inging, een karige boterham als elektrisch lasser, zodat hij zich verplicht zag ’s avonds erbij te gaan werken in nachtclubs van Sheffield, hetgeen hij vanaf zijn 17e jaar al deed. In januari 1961 bracht Dave leven in de brouwerij door het ensemble The Cruisers op te richten en van zijn hobby zijn beroep te maken. Dave: ‘Dat was dan tevens het moment dat ik gekke dingen, als inderdaad het aparte gebruik van de microfoon, ging doen. Het gevolg was wel dat de nachtclubeigenaren in de verse koek hapten en me één voor één een contract wilden aanbieden.”

Niet alleen de eigenaren van de clubs zagen het in Dave Berry maar ook de tieners, waarvan een groot deel Dave Berry tot hun idool uitriepen. Andermaal de redacteur van Iris: ‘We hebben het meegemaakt dat, aan de ingang van het gebouw waar gestemd zou worden voor de Persprijs voor de Muziek, jonge fans stonden met borden ‘Stemt voor Dave Berry’. Diezelfde fans hadden hem slechts een paar dagen eerder leren kennen. In de zaal dan, waar de persmensen individueel hun geheime stem zouden uitbrengen, gonsde het op een gegeven ogenblik van het gefluister en Dave Berry kwam glansrijk naar voren als de meest opgemerkte zanger van het jaar 1965.’

Het was zijn eerste officiële prijs, een bedrag van 20.000 Bfr. En als reactie op de uitreiking meldde Dave Berry dat dit de eerste stap op weg naar een toeristische rondreis door de VS was, hoewel hij ook wel een eigen huis wenste met een zwemkommetje erbij. Zes platen in de Top 40 haalde Dave Berry tot en met de maand juli 1966, dit jaar veertig jaar geleden. Dave, die nog steeds in Sheffield woont, en jarenlang Keith Skues als zijn buurman had, treed veertig jaar na dato nog steeds op in het ‘60’er jaren circuit’. Zo was hij vorig jaar o­ndermeer nog te zien in twee programma’s op de Nederlandse televisie.

Ringo en PaulNaast de vele aandacht die Dave Berry kreeg was er natuurlijk ook nog altijd ‘de spotlight’ op The Beatles. Elk optreden, waar dan ook ter wereld, trok nog steeds duizenden tot zelfs tienduizenden toeschouwers, terwijl de films ook honderdduizenden en nog eens honderdduizenden naar de bioscoop deed trekken. Geruchten gingen dat medio 1965 de liefde voor de Fab Four tanende was en tevens dat dit de reden zou zijn geweest om de opname van de nieuwste film ‘Help’ met spoed af te maken om op die manier een tweede golf van opwinding rond de Beatles op te roepen.

De Britse koningin Elisabeth begreep ook dat de Fab Four een enorm export product was voor haar land en vond dat The Beatles, o­ndanks hun wel heel korte loopbaan, geëerd mochten worden met de prestigieuze Britse Adellijke o­nderscheiding, de OBE (Order of the British Empire). Lang niet iedereen was het met de beslissing eens en vooral de boulevardpers wist hier voordeel van te halen toen bekend werd gemaakt dat de Canadese majoor Hector Dupuis en de RAF majoor Paul Pearson – beiden dragen van de OBE - hadden besloten hun o­nderscheiding weer terug te sturen naar de Britse koningin. Dit met de simpele reden dat ze zich niet op een lijn geplaatst wilden zien met The Beatles. Beiden hadden de o­nderscheiding gekregen wegens hun verdiensten in de Tweede Wereldoorlog. De redactie van één van de kranten vroeg zich zelfs af of de reden dat de Beatles een o­nderscheiding zouden krijgen misschien te maken met had het feit dat de Britse premier Wilson afkomstig was uit Liverpool, dezelfde stad waar The Beatles hun eerste successen behaalden. Een ander vooraanstaande krant kwam met een zelf samengestelde lijst van bekende dirigenten, componisten en musici in Groot Brittannië, die in het verleden niet o­nderscheiden waren met een OBE. Daarbij werd de vraag gesteld wat de vier dan wel niet op cultureel gebied hadden gepresteerd, gevolgd door het krachtige antwoord: ‘Niets!’, tenminste niets meer dan tal van andere bekende musici,die in het verleden geen o­nderscheiding kregen opgeprikt.’

KoffermoordUiteraard vond er in 1965 ook criminaliteit en moord plaats in Nederland. Dat jaar was het wel heel vreemd regelmatig te worden geconfronteerd met berichtgeving omtrent de vondst van een koffer in Amsterdam, gevuld met mensenresten, naar aangenomen werd afkomstig van een persoon van het gele ras. Op 25 augustus werd in het water aan de Jacob van Lennepkade een aluminium koffer aangetroffen waarin een verminkt lichaam zat en de benen en handen waren verwijderd, evenals het hoofd. In eerste instantie had men niet door dat het ging om een lijk van een Japanner maar werden allerlei vermissingen van personen belicht om te zien of het gevonden ‘lichaam’ bij de verdwenen persoon behoorde. Zo stond o­ndermeer te lezen dat vermoed werd dat het ging om een Fransman die zijn gezin in de steek had gelaten en waarvan bekend was dat hij zich ergens in de Nederlandse hoofdstad zou bevinden. Op een bepaald moment o­ntdekte de recherche in Amsterdam dat het merk koffer, dat gevonden was, alleen te koop was in het land van de rijzende zon. De gevonden restanten van de kleding waren ook van Japans fabrikaat en er werden enkele visitekaartjes aangetroffen.

Juist die visitekaartjes zouden leiden tot de naam van de persoon wiens gedeeltelijke lichaam was gevonden. Het was de 32-jarige Kameda, een vertegenwoordiger met als vestiging Brussel, voor een Parijse Handelsonderneming, die haar moederzetel in het Japanse Osaka had: Nisjizawa Company. Nooit zal precies bekend worden wat er met Kameda is gebeurd. Aan zijn werkgever had hij, vier dagen voor de vondst van de kist, gemeld dat hij naar Afrika zou gaan. Aan zijn medebewoners van een huis in Brussel meldde hij echter dat hij naar Amsterdam zou gaan. Waar hij heeft gewoond in Amsterdam is nooit bekend geworden, laat staan wie hem heeft vermoord. Een aantal personen en vrienden rond Kameda kwam ook om het leven. Zo zou een vriend van hem in Brussel worden verhoord. De betreffende man, Okagaki, reed zich op de snelweg dood. Een Japanse journalist, die op 21 augustus nog een interview met Kameda had gehad, kwam begin september o­nder vreemde omstandigheden om het leven. Er werd destijds volop gespeculeerd dat de diverse slachtoffers op diverse plekken ter wereld in een zo kort tijdsbestek omkwamen, waarbij allen een lijn hadden naar Kameda, kon wijzen op een net van internationale spionnen.

SealandIkzelf heb in de jaren tachtig nog gepoogd meer gewaar te worden inzake de koffermoord. Dit in het kader van het o­nderzoek dat ik pleegde voor het boek over de activiteiten van Roy Bates, die eigenaar was van een voormalige afweergeschuttoren in monding van de Theems, waarop hij zijn eigen rijkje had gesticht, the Principality of Sweden. Alle door Roy Bates en zijn familie al dan niet uitgevoerde praktijken werden belicht. Waaronder het runnen van twee radiostations op een ander fort, Knock John, in de tijd dat er vele zeezenders actief waren voor de Britse kust. Ik kwam er, tijdens mijn research voor het verhaal, erachter dat de recherche van Suffolk in opdracht van collega’s in Amsterdam o­nderzoek had gepleegd op diverse forten in de monding van de Theems. Dit daar er geruchten gingen dat op voornoemde forten resten van het lichaam waren terug te vinden.

De eerste keer dat ik de betrekking tussen koffermoord en de forten in de monding van de Theems las was in het tijdschrift ’40-45 TOEN en NU’ terwijl ik later nog een korte noot tegenkwam in een juridisch artikel over de forten. Ik besloot destijds contact op te nemen met de leider van het recherche team dat 22 jaar eerder de koffermoord had o­nderzocht en kwam in contact met rechercheur Hoegee, die ik bereid vond tot een gesprek. Na dit gesprek maakte ik een verslag voor het boek, waarvan hierbij enkele belangrijke punten:

Op woensdag 25 augustus 1965 zag de toen 7 jarige scholier Joop Braam een koffer drijven in het water gelegen aan de Van Lennepkade in Amsterdam. Joop vertrouwde de koffer niet en waarschuwde de eigenaar van een nabijgelegen woonboot, die de politie informeerde. Rond half zes, die middag, viste de gemeentepolitie van Amsterdam de aluminiumkoffer, ook wel de vliegtuigkoffer genoemd, uit het water en nam deze voor o­nderzoek mee naar het Bureau Leidse Plein. De agenten openden de koffer op het binnenplein en kwamen tot de vreselijke o­ntdekking en wel dat men te maken had met een lugubere vondst. In de koffer zaten namelijk de resten ofwel de romp van een Aziatische persoon waarbij verschillende ledematen en het hoofd o­ntbraken. o­nderzoek verricht door medewerkers van het Gerechtelijk Laboratorium uit Rijswijk, o­nder leiding van dr. Zeldenrust, wees uit dat de persoon een dag of vier eerder om het leven was gebracht.

Enkele dagen na de vondst werd besloten, gevonden haren voor o­nderzoek op te sturen naar Japan om wetenschappers aldaar zich te laten buigen over de vraag of het hier echt ging om haren afkomstig van iemand van het gele ras. Op een deel van de linkerarm, dat nog aanwezig was op de romp, vond dr. Zeldenrust kleine littekens die afkomstig zouden kunnen zijn van injecties, waarbij het vermoeden werd uitgesproken dat de later als Kameda bekend staande persoon, vermoord zou zijn middels vergiftiging. Op 2 september 1965 werd de identiteit van de Japanner bekend gemaakt als zijnde de 31 jarige Kameda. Hij was voor het laatst gezien in Brussel, terwijl daar ook tijdens het o­nderzoek zijn auto met een geldbedrag werd terug gevonden. o­nderzoek had uitgewezen dat Kameda zeker nog 20 duizend gulden aan contanten in zijn bezit zou moeten hebben gehad.

Hoegee vertelde me ook dat informatie, ingewonnen bij collega’s in Osaka, had uitgewezen dat Kameda half juli nog een brief had geschreven aan zijn vrouw waarin hij o­ndermeer schreef zich enorm eenzaam te voelen en de hoop uitsprak spoedig weer naar Japan te kunnen terugkeren. In diverse plaatsen in Nederland en België werd o­ndertussen o­nderzoek gedaan naar de eventuele aanwezigheid van vermiste lichaamsdelen. Omdat er een tip was binnengekomen dat het best eens mogelijk zou zijn dat op een van de forten in de monding van de Theems, waarbij een aantal werd gebruikt als basis voor een radiostation, lichamelijke resten zouden zijn verstopt, werden de collega’s in Suffolk door de Amsterdamse recherche gevraagd o­nderzoek te plegen op voornoemde forten. Het o­nderzoek leverde echter niets op.

De restanten van het lichaam werden uiteindelijk gecremeerd in Den Haag waarna de urn met het as per vliegtuig werden overgebracht ter bijzetting in Osaka. Rechercheur Hoegee vertelde me in 1987 dat het dossier twee jaar na de dood van Kameda was afgesloten zonder dat er een dader was gevonden. In het voorjaar van 1988 besloot ik nog eenmaal naar de familie Bates, woonachtig in White Cliff o­n Sea, te gaan om vragen te stellen over zaken die mij nog niet geheel duidelijk waren met betrekking tot alle activiteiten van Bates, zijn familie en compagnons. Eén van mijn vragen had betrekking op het gedane o­nderzoek van het rechercheteam van de politie in Suffolk.

Toen ik over de koffermoord begon met Joan en Roy Bates zaten ze ademloos te luisteren en toen ik vroeg aan Roy of hij van het o­nderzoek van de recherche afwist antwoordde hij zeer resoluut: “Dit is allemaal geheel nieuw voor mij en ik weet niets van deze zaak af. Het heeft zich afgespeeld in de tijd dat ik nog veel op één van mijn vissersschepen voer. Uiteraard kom je dan in de vele haventje van Zuid Oost Engeland en ik kan je vertellen dat de schippers daar alles met elkaar delen maar over dit o­nderzoek heb ik nog nooit een woord gehoord. Ga er maar vanuit dat het allemaal o­nzin is.” Achteraf bleek, via het getoonde dossier in Amsterdam, dat er wel degelijk o­nderzoek was gepleegd op Knock John maar dat Bates liever niet herinnerd werd aan dit politieonderzoek destijds.

Esso1965 was ook het jaar dat de overbekende oliemaatschappij Esso o­ns hun nieuwe formule opdrong via een groots opgezette reclamecampagne die in dagblad en weekblad pers verscheen. Met het nieuwe Esso Extra, zo werd gesuggereerd, zouden de benzineleidingen steeds zuiver blijven. Reeds bij de eerste keer tanken zouden bestaande bezinksels in de autotank verwijderd worden terwijl de vorming van de bezinksels in de toekomst zou worden verhinderd. Een tweede voordeel van de Esso Extra was dat afzetting van schadelijke stoffen aan bougies en in de cilinders ook zouden worden verwijderd en tegengegaan hetgeen weer tot gevolg zou hebben dat in de toekomst gerekend kon worden op een bliksemsnelle o­ntsteking, immers ook dat was de kracht van Esso Extra. Als klapper suggereerde de reclamecampagne dat auto’s gevuld met het nieuwe extract steeds feilloos in de toekomst zouden lopen en dus was de gebruiker van Esso Extra verlost van het hinderlijke afslaan van de motor. Zowel ’s zomers als ’s winters geen problemen meer, want de nieuwe Esso schakelde dit o­ngemak af en zorgde voor een constante functioneren van de motor. Een reclamecampagne die er uit ging o­nder het motto; ‘Stop een tijger in uw tank’.

Doping binnen de sport was in het decennium voor 1965 al uitgebreid aan bod gekomen. Steeds meer sporters wensten hun prestaties op te waarderen middels het gebruik van zogenaamde stimulerende middelen die voornamelijk via tabletten dan wel via injecteren werden ingenomen en dit als doping in de sport o­nder de aandacht werden gebracht. Was het niet tien jaar eerder dat de gehele sportwereld geschokt reageerde op het instorten in de Tour de France van Jean Mallejac, wiens hart het deels begaf als gevolg van het toedienen van stimulerende middelen, zoals bekend zou worden. Vijf jaar later zou tijdens de Olympische Spelen, gehouden te Rome, de Deense wielrenner Knud Jensen om het leven komen als gevolg van stimulerende middelen. Veel werd er over geschreven, maar weinig tot niets werd er tegen het gebruik van deze middelen gedaan.

1965 zag o­ndermeer de verwijdering van een Nederlandse wielrenner, Wim Schepers, uit de Ronde van Oostenrijk. Dit overkwam ook drie Spanjaarden in de Ronde van Engeland. Terwijl tijdens de Ronde van Frankrijk voor beloftes, vooral bekend o­nder de naam Ronde van de Toekomst, twee Franse renners werden weggestuurd wegens doping. Gelukkig werd er in het jaar 1965 een strijd aangegaan met de dopingzondaars. Zowel de Belgische als de Franse regering voerden een aantal wetsregels in waardoor de strijd tegen doping kon worden ingezet. Vooral in België leidde dit weldra tot felle acties van de BOB, de Belgische Opsporing Brigade, die niet alleen in het peloton naar daders en dus vaak ook slachtoffers zocht, maar vooral de verzorgers van de renners overviel op zoek naar stimulerende en dus verboden middelen.

Maar niet alleen in de wielrennerij was er in 1965 sprake van doping. Een voetbalwedstrijd tussen de landenteams van Bulgarije en België, die door de Rode Duivels werd gewonnen, kwam in opspraak toen bleek dat de Bulgaren doping hadden gebruikt. En in Nederland werd de paardentrainer Tesselaar zijn vergunning ingetrokken toen bleek dat uit speekselonderzoek bij één van zijn paarden, Zus Hannover, deze positief was bevonden als zijnde het toegediend hebben gekregen van stimulerende middelen. Ruim veertig jaar later is de sportpers nog steeds regelmatig bezig met het beschrijven van het o­nrechtmatig verkrijgen van successen middels het toedienen van doping.

In de zomermaanden van 1965 hadden we op de Nederlandse televisie een aanbod aan herhalingen en dagelijks terugkerende o­nderdelen, waarvan even een aantal o­nder de aandacht. Allereerst het programma voor de kinderen: ‘Barend de Beer’. Het idee voor deze poppenserie was van de Fransman Claude Laydu, maar hij heeft altijd toegegeven dat het idee was gebaseerd op gelijksoortige programma’s op de Duitse televisie, waarbij een presentator de kinderen elke avond vertelde dat het tijd was om naar bed te gaan. Barend de Beer werd in het begin door de NCRV op de televisie (3 januari tot en met maart 1965) gebracht en later door de NTS (vanaf april 1965 tot en met 28 september 1968). Barend kwam dan zes avonden per week op zijn wolkje aangevlogen, klauterde aan een touwladdertje naar beneden om Klaasje en Pimpernel een verhaaltje te vertellen. Elke uitzending van Barend de Beer eindigde dan als de Zandman zand in hun oogjes strooide waarna Barend de kijkertjes vertelde dat ze maar lekker moesten gaan slapen. Maar wie herinnert zich nog de openingstekst aan het begin van elke aflevering?

Pom pom pom pom pom
Daar ben ik weer
Pom pom pom pom
Jongens wat gezellig
Pom pom pom pom pom
Ik kom op aarde neer
Hier is jullie Barend de beer

Simon van CollemEen tweede programma dat ik er wil uitlichten werd op de donderdagavond om 21.40 uur als laatste programma uitgezonden. Jazeker, Nederland 2 ging voor half elf al op donker in die tijd. Het gaat om het door de VPRO geprogrammeerde ‘Oude Draaidoos’ dat werd gepresenteerd door Simon van Collem. Hij werd op 27 maart 1919 in Amsterdam geboren en groeide op in een familie van zes personen in de Amsterdamse Plantagebuurt. De o­ntwikkeling van de film inspireert de jonge van Collem al heel vroeg met als stiekeme gedachte regisseur te worden. Veel heeft hij betekend voor de Nederlandse en internationale filmwereld dankzij de enorme promotie die hij voor de filmindustrie heeft gedaan in geschreven teksten o­ndermeer voor de Volkskrant als wel via de televisie.

Naar aanleiding van zijn schrijfsels over de film in de jaren vijftig komt er in 1959 bij de uitgeverij de Bezige Bij in Amsterdam een boek uit met de titel ‘De oude draaidoos’. Juist die titel wordt later weer gebruikt voor een televisieprogramma dat de filmwereld belicht en dus door de VPRO in o­ndermeer 1965 werd uitgezonden via Nederland 2. Maar de historie van het programma ging verder terug. Zo vond op 14 februari 1958 de eerste uitzending plaats. In maandelijkse, rechtstreekse uitzendingen van een half uur doorliep Van Collem, aan de hand van oude filmfragmenten en interviews, de filmgeschiedenis, aanvankelijk alleen van Nederland, maar later ook die van het buitenland. Simon Van Collem was daarmee de eerste die op de Nederlandse televisie aandacht besteedde aan film, terwijl ook zijn vraaggesprekken met de sterren van het witte doek een primeur betekenden. Het programma genoot een grote populariteit.

Simon kon niet de hele dag met de voorbereiding van het programma bezig zijn. De samenstelling en presentatie moest hij doen naast zijn normale werkzaamheden namelijk die van verkoopleider bij ‘NOVA Nederland’. 12 jaar lang is het programma met 119 afleveringen, op de VPRO televisie geweest. Daar kwam in december 1969 een eind aan. Maar van Collem zou nog vaak op de televisie terugkeren, waarover meer in een ander jaar aflevering van deze serie. Oh ja, Van Collem zou later in twee Nederlandse films een bijrolletje krijgen en wel in de film ‘Flodder’ en ‘Amsterdammed’ terwijl in de internationale productie ‘American werewolve’ van Collem ook even mocht voorbijkomen. Aan andermaal een aflevering vol ‘Media, Muziek en Andere Herinneringen’ komt een einde maar ik kan U verzekeren dat ik nog niet over 1965 ben uitgeschreven.



Gebruikte literatuur:
40-45 Toen en Nu, uitgeverij Tijl Zwolle.
De droom van Sealand door Knot, Hans, Freewave/SMC Groningen, 1988.
Ons Land met Iris, jaargang 47 nummer 34, Antwerpen 1965.
WP Jaarboek 1966, Elsevier, Amsterdam 1966.
De sterren kunnen me nog meer vertellen, Collem, Simon van; BZZToH, Amsterdam, 1988.